H O O F D S T U K X V I I 1.
0 VERZICHT VAN DE KOLONISATIE DER BLANKE BEVOLKING
IN NOORD-AMERIKA.
Reeds hebben wij op pag. 39 en volgende met een enkel woord de eerste kolonisatie
van Blanken in de Vereenigde Staten vermeld. Hierbij moeten wij thans nader stilstaan,
omdat de geschiedenis dier kolonisatie ons de elementen leert kennen, welke door emi-
gratie in de Unie versmojten zijn, en dit met de omstandigheden, waaronder de emigratie
plaats had, belangrijke iactoren vormt in de verdere ontwikkelingsgeschiedenis zoowel
van den Staat als van het volk. Wij mögen niet in bijzonderheden tred en : dit zou
ons te ver voeren van ons doel; wij stippen enkel de hoofdfeiten uit de geschiedenis
der kolonisatie der Vereenigde Staten aan met vermelding van de voornaamste andere
gebeurtenissen, welke verder invloed hadden op de maatschappelijke en staatkundige
toestanden des volks.
In Amerika, waar de Staat en het volk slechts een körte historie hebben, is die
methode van het grootste belang. Het Amerikaansche volk is samengesteld uit land-
verhuizers van onderscheidene natien en uit verschillende tijden. Die landverhuizers
brachten van de volken, waarvan zij afstamden, van de landen, waar zij hun
opvoeding ontvangen en geleefd hadden, de resultaten dier opvoeding en levenswijze
onwillekeurig mede. Hoe vrij en zelfstandig zij over ’t geheel ook waren, hoe los
veelal van hun vaderland, toch kon dit niet anders. Hierdoor is menige maatschappelijke
ent uit den vreemde op Amerikaanschen bodem overgeplant en heeft zieh
daar in het Amerikanisme ontwikkeld als een deel van de hier bestaande instellingen.
Een bewijs van hetgeen wij beweren Jevert o. a. Douglas Campbell in zijn werk
over de Puriteinen in Nederland, Engeland en Amerika. 1) Deze zegt in de voorrede,
dat hij bij de bestudeering der vroegere en latere wetten van New-York telkens
sporen van instellingen en denkbeeiden vond, die men gewoonlijk onderstelde van
Engeland te zijn afgeleid, maar die blijkbaar uit andere bron waren voortgevloeid.
Zoo vond genoemde schrijver, dat hier vrije scholen, een stelsel van akten- en hypo-
theken-inschrijving, van gemeenschappelijk landbezit van de steden gevonden werden,
geheel volgens de oud-Nederlandsche wet. Men vond hier sommige van de instellingen,
welke aan Amerika zijn eigenaardig karakter geven, terwijl geen spoor van diezelfde
instellingen in Engeland kan gevonden worden. , De bron van die instellingen was
de Nederlandsche Republiek geweest. Dit enkele voorbeeld is voorloopig voldoende.
De Kolo n ie V ir g in ia .
De 16e eeuw was een merkwaardig tijdperk. Met een moed, welke de grootste
verwondering afdwingt, zwierven zeelieden van allerlei natien de weinig bekende
oceanen over, om nieuwe landen te ontdekken. Door giftbrieven, waarbij rechten
van grondgehied en alleenhandel aan de ondekkers werden geschonken, moedigden
de vorsten in Europa de onderzoekingstochten aan. Wij wezen hierop reeds op
pag. 41. Die ontdekkingen en reizen waren het, welke den weg tot kolonisatie
baanden.
De eerste poging, om in de tegenwoordige Vereenigde Staten een kolonie te stichten,
ging uit van Walter Raleigh in 1584. Walter Raleigh had reeds vroeger met zijn
1) "Wij gebruiken de Nederlandsche vertaling door J. W. G. van Maanen 1895.
stiefbroeder Gilbert reizen naar Amerika gemaakt. Hij, een woelig en eerzuchtig
hoveling van Koningin Elizabeth van Engeland, doch in de gunst der koningin
deelende, verkreeg van haar een giftbrief, waarbij hem rechten van grondgehied en
alleenhandel over een strook lands van 600 mijlen geschonken werden, mits die nog
door geen andere Christelijke mogendheid in bezit was genomen en hij er binnen
zes jaren een volkplanting had aangelegd. Zoo werd er beschikt door Christelijke
mogendheden over de bezittingen van niet-Christelijke vorsten of volken. Aan Raleigh
was nog de beperking opgelegd, dat hij zieh niet met de visschers van New-Foundland
mocht bemoeien, en daarom vestigde hij de aandacht op zuidelijker gelegen streken.
Raleigh wist belangstelling en hulp voor de volvoering van zijn plannen te vinden
in Engeland en twee goed bemande schepen onder bevel van Filippus Amidas en
Arthur Barlow zeilden den 27en April 1584 uit, om de kust van Noord-Amerika te
verkennen. Nagenoeg 220 mijlen zeilden zij längs de kust, heerlijk groen getooid
en met geurende bloemen begroeid. Den 13<len Juli 1584 voeren zij een inham binnen,
om aan land te gaan en daarvan in naam der Koningin van Engeland bezit te nemen.
Deze plechtigheid had plaats op het eiland Wocoken. De kusten van Noord-Carolina,
in sommige tijden des jaars moeielijk toegankelijk wegens de hevige orkanen, lagen
toen zoo vreedzaam en heerlijk in de kalme zee, dat de Engelsche bevelhebbers
verrukt waren over het schoone landschap, dat zieh daar aan hen vertoonde. De
plantengroei op deze zuidelijke breedte vervulde de reizigers met bewondering; de
boomen hadden huns gelijken niet; weelderige wijngaararanken slingerden längs
statige ceders omhoog en vormden bevallige festoenen; de druiven waren zelfs aan
de laagste wijnstokken zoo overvloedig, dat de branding der zee, die, door den lichten
zomerwind gedreven, langzaam op den oever brak, ze met haar schuim bespatte, en
de door de natuur gevormde prieelen waren zoo dicht en lommerrijk, dat geen straal
der Julizon ze kon doorboren. De wouden wemelden van vogels en bij het afschieten
van een geweer vlogen de ontzaglijke zwermen op met een geschreeuw, dat, door
de echo verdubbeld en versterkt, eindelijk als de oorlogskreet van een talrijk leger
klonk. Aldus beschrijft George Bancroft de aankomst in dit maagdelijke land, dat
later tot aandenken aan de maagdelijke Koningin van Engeland, Elizabeth, met den
naam Virginia werd gedoopt.
De verkenners vertoefden niet lang in de Nieuwe Wereld, maar togen terug naar
Engeland, waar zij allerwegen verbazing en geestdrift wekten door de beschrijving
hunner ontdekkingen. Raleigh bekwam spoedig een parlementsakte, die zijn ontdekkings-
patent bekrachtigde. Spoedig daarop werd hij voor zijn Verdiensten in den adelstand
verheven en ontving hij tegelijk een voordeelig wijnmonopolie, dat hem in Staat
stelde zijn kolonisatieplannen met kracht door te zetten. Het uitzicht op het
bekoorlijk land met talrijke vasallen deed zijn eerzucht ontvlammen en onder het
groote publiek, dat de verhalen goedgeloovig aannam, waren er velen, die zieh
gaarne voor de kolonisatie lieten winnen. Zoo kwam een aanzienlijk aantal landverhuizers
bijeen, en een expeditie van zeven schepen voerde in 1585 de eerste
kolonisten, honderd en acht in getal, naar de kusten van Carolina. Ralph Lane, een
dapper krijgsman, werd tot gouverneur van de volkplanting benoemd.
De expeditie met de kolonisten kwam aan in Amerika. De eenige bezigheid was
aanvankelijk, het land, waar zij zieh wilden vestigen, te onderzoeken. Läne geeft
in een brief zijn aanvankelijke ingenomenheid met het nieuwe land te kennen.
„Het is,” zegt hij, „de heerlijkste bodem onder den hemel, het aangenaamste land
der wereld. Het vasteland is van een nog onbekende, maar onmetelijke uitgestrekt-
heid, en met een talrijke, ofschoon wilde bevolking en vele dorpen bedekt. Had
Virginia paarden en rundvee en Engelschen tot bewoners, dan zou er in de gansche
Christenheid geen land zijn, dat met dit was te vergelijken.”
Die eerste günstige indrukken werden spoedig door andere verdrongen. Aanvankelijk
kwamen de inboorlingen onder den indruk van de meerderheid der Engelschen. De
wiskünstige instrumenten, het brandglas, schietgeweren, vuurwerken en het gebruik
van letters, dit alles beschouwden zij als van halfgoddelijken oorsprong en zij ver-
eerden daarom de Engelschen als gunstelingen en leerlingen des hemels. Met den
bijbel in de hand trok men de dorpen binnen, en de inboorlingen beschouwden dit
boek met eerbied als een talisman. Doch die eerbied voor de vreemdelingen werd