feesten, waarbij de onderwerpen, die aanleiding tot die feesten geven, onomwonden
en zonder eemge achterhoudendheid, doch ook tevens zonder eenigen aanstoot te
geven of er lets anders bij te denken, worden voorgesteld. g
deeh>nUWTV w “ f '1“ 6“ aan ,de, X“ gu ™rwijderen allen het haar om de schaam-
deeien. De \ rouwen van enkele stammen gaan geheel naakt; de vrouwen der
Caraiben, der Nu-Aruak’s en Tupi-stammen dragen een driehoekig stukje harde schors
d^ , m,e ,de“ Bäkairi-naam „uluri” genoemd wordt, als gedeeltelijke bedekking der
geslachtsdeelen. De uluns worden met sierlijkheid Vervaardigd. g
■ s f ? .1 , aen van Zuid-Amerika bestaat ook de gewoonte, om enkele
chaamsdeelen te vervormen. Bij de Galibis snoeren vrouwen zieh de kuiten in, terwiil
bij de Emenlions de mannen katoenen banden niet alleen om de beenen, maar ook orl
de polsgewricbten dragen; bij de Botokuden worden die met roode vederen versierd.
De zuidelijke Caraiben-stammen dragen katoenen windseis om arm- en beengewrichten;
de Indianen van Darien dragen, ook als caoutchouc-verzamelaars of dragers
van vrachten, onder de Europeesche kleeding een snoer om het lichaam.
Bij de Rukujen’s van Guyana ziet men zijn ideaal in een vooruitstekenden
buik en bedekt men dezen met talkrijke gordels. De vrouwen der Payagua’s
in Paraguay verlengen door druk van onderen van der jeugd af hun
borsten, en als zij moeder zijn geworden, door persen en binden met een
riem. Doorboring van den penis, in welke opening een staafje werd
gebracht, wordt van enkele stammen vermeld.
De versieringen der Indianen hebben weinig bijzonders. De vrouwen
der Orinoco-stammen versieren zieh met halssnoeren van tanden, glazen
kralen en kleine wortelstukjes. Met halsketens versieren zieh beide
geslachten; vooral kinderen en zwangere vrouwen dragen halsketens. De
Baka'iri’s vervaardigen zeer fraaie halskettingen, die ook door andere
stammen worden nagevolgd. Op vele plaatsen heeft men ketens, met planten-
pitten versierd. Vingerringen van koper heeft men alleen gevonden in de
graven. Kralenversiering vindt men tegenwoordig in Zuid-Amerika menig-
vuldig; in Guyana heeft men nevens kralen ook aaneengeregen zaadkorrels.
Dat de kleeding bij de tropische stammen gering is, zeiden wij reeds.
Geheel naakt gaan is echter evenmin een gewoonte, hoewel bij enkele
stammen de bedekking des lichaams of van een deel des lichaams weinig
te beteekenen heeft, De Mataco’s der Gran Chaco loopen in den oorlog
geheel naakt. In den regel zijn bij de noordelijke stammen de vrouwen
meer gekleed dan de mannen; bij de Mataco’s en Toba’s der Gran Chaco
is het omgekeerd: daar dragen de mannen een schaamgordel, de vrouwen
verven enkel het lichaam. Dit valt bovenal in het oog daar, waar geen
gebrek is aan kleedingstoffen; in Columbia toch bewerkt men stoffen uit
bast en ook bij de Guarauno’s aan den Orinoco-delta. Schitterende ver-
siering met vederenkleeren worden in Zuid-Amerika alleen als tooi bij
feesten gedragen.
Overal in Zuid-Amerika worden wapens vervaardigd nit steen, hont en
been. De, knods is in noordelijk Zuid-Amerika meest vierkant afgeplat.
Een versierd handvatsel wijst er op, dat zij door hoofden gebruikt worden.
Dat vroeger ook steenen knodsen gebruikt werden, zooals die der Melanesiers,
blijkt uit de scherprandige, doorboorde steenschijven,' die men in
Rio-Grande in den grond vindt. De plaat op de voorgaande pag. geeft de
afbeelding van eenige knodsen naar voorbeelden in de „Christy” verza-
--meling, volgens "Wood.
BOOG MET TWEE KOOBDEN, AAN DE AMAZONEN-EIVIER.
Die aan de rechterzijde zijn voorbeelden van' de soort van knods, Sapakana
geheeten. Zij worden van het zwaarste en hardste hout vervaardigd, dat
de inboorling kan vinden, en sommige er van zijn zoo groot en zwaar,
dat alleen een sterk man ze kan hanteeren. Het lemmer gelijkt eenigszins
op dat van den Nieuw-Zeelandschen merai, daar het licht bol in het
midden en tweesnijdend is, zoodat het een van de geduchtste wapenen is,
die men zieh kan voorstellen.
Teneinde een vasten greep te hehben, wordt het handvat zeer netjes
met katoendraad omwonden en later met vederen en andere zaken versierd.
Daar deze knodsen aan de uiteinden zeer op elkander gelijken, is slechts
een in haar geheel en zijn de handvatsels van twee andere afgebeeld. Die
in het midden is het meest versierd met bossen schitterende groene
vederen juist aan de verbinding van het hoofd en het handvat; onder
de vederen een rij witte katoenen ballen. De lezer zal ongetwijfeld de
fijn bewerkte wijze bewonderen, waarop het handvat met den katoendraad
omwonden is.
Tegenwoordig zijn deze schoone knodsen buiten gebruik geraakt, daar
het geweer de plaats der inlandsche wapenen heeft ingenomen; zij worden echter
nog wel vervaardigd, maar alleen voor pronk en niet voor gebruik.