278 OPSTANDEN OP CUBA EN LOSMAKING VAN SPANJE.
Na verschiffende samenzweringen en oproerige bewegingen in den loop dezer eeuw
had op Cuba een gevaarlijke opstand plaats in 1868, die. tot een werkeliiken oorloe
uitbarstte. B
De Spaansche macht op Cuba was maehteloos en de Spaansche regeering wilde
de eischen der reform-partij, die o. a. opheffing der slavernij beoogde, niet toegeven.
Be strijd nam een steeds wilder karakter aan. Ook Spanje werd gelijktijdig door
inwendige onlusten en door een conflict met Noord-Amerika in nieuwe moeielijkheden
gebracht, welke het beletten, op Cuba zijn kracht te concentreeren. Uit Noord-
Amerika werden de opstandelingen met wapens en manschappen gesteund. Eerst na
het einde van den Carlistenopstand in 1876 kon dat land met meer kracht in Cuba
optreden, en in 1878 werd de opstand eindelijk bedwongen, die aan 70,000 manschappen
het leven gekost had en 70 millioen dollars aan geld.
Wei werden er thans beloften van verbetering. door het moederland gedaan doch
tot uitvoermg kwamen die niet. En de afsc'haffing der slavernij (1880) zonder schade-
loosstelling bracht een zwaren slag toe aan de grondeigenaars, meest Creolen. A1 werd
den 13 April 1884 de Spaansche grondwet hier ingevoerd, dit gaf geen voldoende
verbetering. Zoo bleef het er steeds gisten, en wie de toestanden op Cuba naging
kon gemakkelijk voorspellen, dat het getij te ver verloopen was, om de bakens te
verzetten, tenzij er ingrijpende hervormingen werden ingevoerd. Dit was van Spanie
met te verwachten. Wei trachtte de conservatieve partij in Spanje door de toekenning
van eemge zelfstandigheid aan Cuba in 1897 den opstand meester te worden, doch
vruchteloos. De geest van verzet was te sterk, dan dat door dergelijke hulpmiddelties
de opstandelingen tot rust gebracht konden worden.
De Noord-Amerikaansche Unie trad daarna krachtiger op, of liever, de volksgeest
drong er de regeering, om de zaak der Cubanen ter harte te nemen.
Reeds onder President Cleveland was er een geest in het Congres, om tusschenbeide
te komen, en werden er resoluties aangenomen, om Cuba als oorlogvoerenden Staat
te erkennen. De President had ze echter niet bekrachtigd, en zoo bleef de vrede
bewaard. Dit verhinderde evenwel niet, dat de Unie het vertrek van vrijbuiter-
expedities naar Cuba oogluikend toeliet. Daardoor werd de verhouding' steeds meer
gespannen. De laatste beslissing van het Congres van April 1898, waardoor Cuba
als een Republiek erkend werd, heeft den doorslag gegeven.
De oorlog tusschen de Vereenigde Staten en Spanje, die hierop uitbarstte, besliste
ten nadeele van laatstgenoemd land. Na den val van Santiago werd er een voorloopige
vrede gesloten, waarbij de afstand van Cuba en Puerto-Rico door Spanje werd
toegestemd. Zoo werden Cuba en Puerto-Rico onafhankeljjk verklaard van Spanje
doch het bestuur op beide eilanden moet nog nader geregeld worden.
J amaica.
Het Britsche eiland Jamaica heeft een oppervlakte van 10,859 K.M2. met 639 500
bewoners (in 1890). De bevolking bestaat uit 14,700 Blanken, 489,000 Negers
122,000 lieden van gemengde afkomst, en 10,000 Indische koelies. De bewoners zijn
meest aanhangers der Anglikaansche kerk (40,000), verder Methodisten (23,000),
Baptisten (35,000), Presbyterianen (10,000), Katholieken (9300).
H e t e il a n d H a it i .
Het eiland Haiti heeft een oppervlakte van 77,253 K.M2. met 1,377,000 inwoners.
Columbus ontdekte het eiland in 1492 en noemde het Espahola of Hispaniola,.
Tijdens de ontdekking werd het eiland bewoond door omstreeks eon millioen inwo-
woners, tot de Caraiben behoorend, die evenwel door de wreedheid der Spanjaarden
werden uitgeroeid. In 1532 waren zij reeds geheel en al verdwenen, zoodat er een
geheel nieuwe bevolking op het eiland was ontstaan. Er werden Negers aangevoerd,
maar ook dezen brachten het eiland niet tot bloei.
In het begin der 17® eeuw vestigden zieh hier Flibustiers, d. i. zeeroovers, die
de West-Indische wateren onveilig maakten. Men meent, dat zij aldus genoemd
werden naar het Fransch flibot, Spaansch flibote, Engelsch flyboat, Nederlandsch
vlieboot, d. i. snelboot, een klein jaeht, waarmede zij bij hun rooverijen rondzwalk-
ten. Volgens anderen zou het woord ontstaan zijn uit het Engelsch freebooter ~
FLIBUSTIËRS OF BOUCANIERS. HAITI. 279
vriibuiter. Zìi vormden een bende vrijbuiters, die hoofdzakelijk uit Franschen bestand
zieh in 1625 van het eiland St. Christoffel meester maakten, maar dit in 1630
weer'verlieten, om zieh in het westelijk gedeelte van St. Domingo te vestigen.
Hier ontvingen zij den naam van Boucaniers of Boekaniers (van boucan, in West-Indie
voor gevlochten horde, verder voor roofjager 1). De Boucaniers bevorderden het
ontstaan der Fransche volkplantingen in het westelijk gedeelte van Haiti, dat bij
den vrede van Riiswijk in 1697 aan Frankrijk werd afgestaan. Handel en mjverheid
ontwikkelden zieh hier en in 1790 telde men er niet minder dan 800 suikerplantages.
De bevolking van het eiland bestond echter voor het grootste deel uit Negers
tegenover een klein aantal Blanken. I T1, . ,
Aanzienliik was weldra het aantal Mulatten, die als kraderen van Blanke vaders
rechten erlangden boven de Negers. En toen de groote Fransche omwentehng
losbarstte, geraakten dezen in een toestand van groote opgewondenheid. ln 1 V91
brak er een opstand los onder de Kleurlingen en Negers in de omstreken van Kaap
Français. Onder het plegen van velerlei wreedheden en gesteund door de mede-
werking van de uit Frankrijk overgekomen gevolmachtigden Polverel en Santhonax,
breidde de opstand zieh uit, en zelfs het geheele eiland nam hieraan deel.
Na verschillende gebeurtenissen, die het eiland geheel aan Frankrijk brachten,
schonk de Nationale Conventie in 1794 aan de Negers in de Fransche volkplantingen
volkomen vrijheid en gelijke rechten met de Blanken. Doch hiermede was de
rust geenszins hersteld; er bleven nog onrust en krijgsrumoer heerschen, terwijl
samenzweringen niet buitengesloten waren. Twee leiders verhieven zieh: de JNeger-
generaal Hendrik Chiistoffel en de Mulat Alexander Pétion. Het gevolg van die
gebeurtenissen was, dat in 1808 het eiland verdeeld werd m een Mulatten-Republiek
in een Negerstaat onder het bestuur van genoemde mannen. In 1811 veranderde
Christoffel den Staat in een erfelijke monarchie en liet hij zieh krönen onder den
naam van Hendrik I. £ , ,, , .
Onrustig verliep de verdere geschiedenis der Staten op dit eiland. Zoo werd m
1829 het geheele eiland een Republiek; in 1843 verklaarde zieh de oostehjke heltt
als zelfstandige Republiek, werd van 1861—1865 Spaansch, doch kwam m 1865
als Dominicaansche Republiek weder onder een eigen bestuur. Het westeiijke gedeelte
werd in 1859 weder een Republiek. Aldus bestaan thans nog de Republiken
Haiti en de Dominicaansche Republiek (República Dominicano, vroeger San Domingo).
De bevolking der Republiek Haiti bestaat uit 960,000 inwoners, waarvan 1500
Blanken, 864,000 Negers en 95,000 van gemengd ras. Aan het hoofd dier Republiek
Staat een President, voor 7 jaren gekozen, terwijl het volk vertegenwoordigd wordt
door twee kamers. De Katholieke godsdienst is staatsreligie, doch elke andere wordt
geduld. De volkstaaP is het Fransch: dit is echter veel verbasterd en heet creole.
De Dominicaansche Republiek telt 417,000 inwoners (volgens schattmg van 1888),
grootendeels Mulatten en 83,009 Negers. Het aantal Blanken is klein, doch hun
invioed is groot, wat reeds blijkt uit het gebruik der Spaansche taal. ln de steden
wordt Fransch en Engelsch gesproken.
De N ed er la n d sch e Kolo n ie Curaçao.
Van de overige eilanden in West-Indie bespreken wij enkel de Nederlandsche
kolonie Curaçao iets nader, omdat die voor ons van het grootste belang is. Wij
1) Toen de Boekaniers in oorlog met Spanje geraakten, ontstond er een vormelijkzeerooverwezen,
dat de Boekaniers in troepen van 50-150 man dreven in de West-Indische wateren. Terwijl de Boekaniers
op het vasteland zieh in 1655 onder Brensche hesoherming stelden en de kern der kolonie Santo
Domingo vormden, heperkten zieh de Boekaniers op Tortuga spoedig niet meer tot plundering der
Spaansche schepen en kolonien, maar zöchten zij ook de njkste en meest hevolkte streken en steden op
van het Spaamsch-Amerikaansche vasteland in ’t algemeen en m aakten zij de landwegen zoowel onveilig
als de zee. De roep, die van hnn stoute daden uitging, lokte steeds meer en meer avonturiersi n it
Enropa en aldns ontwikkelde zieh een rooverstaat van aanzienlijlce macht, die stonte daden oeaieet.
De onderneming tegen Cartagena in 1697 liep echter öngelnkklg af; reeds hadden de Boekamers
1200 man sterk, de stad veroverd en geplnnderd, toen zy door een Engelsch-Hollandsche vloot
werden aangetast en versiegen. Hiermede waren hnn daden geeindigd; langzamerhand gingen zij nit
elkander en verdwenen zjj van het tooneel.