grootendeels in zeer eigenaardige kostuums werden uitgevoerd. Evenwel zijn het
meestal dagen van pleizier, als zulke plechtigheden verricht worden. Maar dit sluit
niet uit, dat liet niet deelnemen aan die dansen enz. den Grooten Geest vijandig
zou stemmen. De meeste dansen worden naar dieren genoemd: beredans, honde-
dans; verder kent men den „medecin”dans, den scalpdans enz. De meeste dier
dansen zijn pantomimes, dramatische voorstellingen enz. De Noord-Amerikanen
bezitten geen eigen dansen en liederen, maar hebben die aan de zuidelijker stammen
ontleend.
Den scalpdans der Sioux beschreven wij reeds op pag. 75.
De scalpdans der Dacota’s wordt door de vrouwen uitgevoerd; hij is bestemd tot
viering van de zege. Tooverpriesters zingen bij. dien dans, slaan op de trommel,
zwaaien de kleppers. De vrouwen dansen in concentrische bringen om de scalpen
rond, van vier tot twaalf de schouders tegen elkander drukkend. Bij elken trommel-
slag verheilen zij zieh zoo hoog mogelijk, springen en glijden een weinig naar links
en zingen daarbij met de tooverdokters in koor. In het midden hangen de scalpen
aan een paal; soms ook draagt een der vrouwen ze op de schouders. In de pauze
verhaalt iemand, die een echtgenoot of zoon in den oorlog verloren heeft, de geschie-
denis van dit ongeluk en eindigt met de woorden: „Wiens scalp heb ik nu op mijn
schouders?” Dan juichen allen en de dans begint opnieuw.
* * *
Wij eindigen met de beschrijving van een spei der Indianen, nl. het balspel,
waarvan een wijziging in Engeland is ingevoerd onder den naam van La Crosse.
Het geheele spel bestaat in het werpen van een bal door een poort aan het einde
der baan, verdedigd door de tegengestelde partij. Wij w'illen eerst het spel beschrijven,
zooals het door de Choctaws gespeeld wordt.
De bal wordt met zorg vervaardigd van wit wilgenhout en versierd met zonderlinge
figuren, die er met een gloeiend ijzer in gebrand worden. De balstokken of raketten
gelijken veel op de onze, maar hebben längere en dünnere handvatsels en een veel
kleiner hoepeltje aan het einde. Ieder speler heeft twee dezer stokken, in elke hand
een. De kleeding der spelers is zeer eenvoudig en bepaait zieh tot een gordel, een
staart van wit paardenhaar of pennen en manen van geverfd paardenhaar om den hals.
De gordel, waaraan de - staart is bevestigd, mag zoo prächtig mogelijk versierd zijn
en de speler mag zieh met zulke schitterende ldeuren beschilderen, als hij slechts wil,
maar geen ander kleedingstuk is geoorloofd, zelfs geen mocassins aan de, voeten.
Op den avond van den bepaalden dag begeven zieh de twee partijen naar de plaats,
waar de eindpoorten reeds zijn opgericht, op een afstand van een paar honderd passen
van elkaär, en voeren daar den balspel-dans bij fakkellicht uit. Juist in het midden
tusschen de twee grenspoorten, waar de bal wordt opgeworpen, zitten vier dude
medicijnmannen, zingende en op hun trommen slaande, terwijl de spelers zieh ieder
aan het einde der baan verzameld hebben, met luide stem zingende en hun balstokken
rammelende. De dans duurt den ganschen nacht, zoodat de spelers geen oog sluiten —
een zeer slechte voorbereiding, zou men denken, voor de sterke inspanning van den
volgenden dag. Al de weddenschappen worden dezen nacht gesloten en de waarde
der artikelen bepaald; messen, wollen dekens, geweren, kookgereedschappen, tabak
en zelfs paarden en honden worden in bewaring gesteld der pandhouders, die er bij
zitten en ze den geheelen nacht bewaken.
Ongeveer negen uur begint den volgenden morgen het spel. De vier medicijnmannen,
met den bal in bewaring, gaan zitten als te voren, in het midden tusschen
de grenspalen, terwijl de spelers zieh zoowel voor den aanval als voor de verdediging
verzamelen. Op een gegeven teeken wordt de bal hoog in de lucht geslingerd en
onder het vallen loopen de twee tegengestelde partijen van spelers toe. Daar er
dikwijls verscheidene honderden spelers aan iedere zijde zijn, kan men zieh voor-
stellen, dat het geheel een zeer levendig tooneel oplevert.
,,Te midden dezer wanhopige worstelingen om den bal,” schrijft Catlin, „waar
honderden dooreen loopen en elkander werkelijk over het hoofd springen en tusschen
de beenen hunner tegenstanders doorkruipen, elkander den voet lichtende en zooveel
mogelijk afbreuk doende en op zijde werpende, dit alles onder het oorverdoovend
geraas van gillende en blaffende stemmen, komen in snelle opvolging een menigte
feiten en voorvallen voor, welke iedereen, die nooit in de gelegenheid geweest is, zoo
iets bij te wonen, in de hoogste mate verbazen en tegelijk vermaken.
„In deze worstelingen wordt alles in het werk gesteld, om den voorste, die
misschien den bal meester zal worden, in zijn voortgang te stuiten; maar deze
pogingen ontmoeten vaak een wanhopigen tegenstand, die soms in een hevig vuist-
gevecht ontaardt. Terwijl zij dit nu met elkander persoonlijk uitmaken, worden zij
zoolang door beide partijen met rust gelaten. Het is de regel bij dit spel, dat bij
beide partijen alle wapenen in de afzonderlijke kampen worden achtergelaten en
niemand zieh van een wapen mag voorzien, zoodat er bij de plotseling opkomende,
HET BALSPEL.
maar even plotseling gestilde twisten geen vrees behoeft te bestaan voor ernstige
persoonlijke beleediging.
„Somtijds bereikt de bal den grond en stört er zieh zulk een verwarde menschen-
massa overheen, dat er wegens het oprijzende stof geen mogelijkheid bestaat, hem
te krijgen of zelfs maar te zien; dan weder rolt eene dicht massa balstokken,
roode huiden en bloedige neuzen misschien een kwartier lang over den grond, zonder
dat iemand in Staat geweest is, den bal te zien.
„Voor elken keer, dat de bal door de poort van iedere partij was doorgegaan,
werd ein gerekend. Vervolgens hield men ongeveer een minuut op, waarna de bal
opnieuw door de rechtere van het spel werd in de hoogte geworpen en ook de
worsteling opnieuw begon, en zoo verder, totdat de gelukkige partij 100 bereikte,
waarmede het spel was afgeloopen.”
Het is den spelers in dit spel niet vergund, den bal met hun stokken voort te