H O O F D S T U K I I I .
DE IE B O O R L I N G E N VAN N OOR D - AME R I K A .
I. De Eskimo’s en Run land,
Het noorden van Noord-Amerika strekt zieh in het noordwesten met het breede
sehiereiland Alaska tot de Beringstraat uit, doch is in het oosten in een aantal
grootere en kleinere eilanden versnipperd, welke in de Nóordelijke IJszee verstrooid
liggen. Deze eilanden, welke hoofdzakelijk ten noorden van den Noordpoolcirkel
gevonden worden en zieh tot ruim 83° N.Br. uitstrekken, noemt men gezamenlijk
den Arktischen Archipel, die door de Baffinsbaai en de Davisstraat van Groenland
geseheiden is.
De landen van den Arktischen Archipel met de kustgeweslen van Noord-Amerika
op ongeveer 70° N.Br. vormen -een onherbergzaam gebied;, omtrent welks bijzondere
gesteldheid nog weinig bekend is. Hier was het, dat tal van koene poolreizigers hun
leven in de waagschaal stelden, om de noordwestelijke doorvaart naar den Grooten
Oceaan te ontdekken, een streven, waaraan Davis (1585), Hudson (1610) en Baffin
(1615) in vroeger eeuwen, en Parry, Ross, e. a. in deze eeuw hun krachten wijdden,
en waarbij Sir John Franklin in 1845 met zijn ongelukkige expeditie geheel te
gronde ging. Hoewel het klimaat dezer gewesten door den invloed der zee niet de
buitengewoon läge temperaturen aanwijst, welke Siberié heeft, zijn toch de gemiddelde
temperaturen dezer gewesten de laagste, die bekend zijn. De gemiddelde temperatuur
der wärmste maand bedraagt 3—5° C., zoodat de zomer een zeer läge temperatuur
heeft, hoewel de zon gedurende korter of langer tijd niet onder de kimmen daalt.
De neerslag uit den dampkring, die niet onaanzienlijk is, valt meestal als sneeuw; de
meeste sneeuw valt in de lente en in den herfst. Het ijs, dat de talrijke zeestraten
voor het grootste gedeelte des jaars bezet houdt, maakt den toegang tot de Poolzee
zoo goed als onmogelijk en de kustgewesten zijn het grootste gedeelte des jaars met
sneeuw bedekt, om gedurende den körten zomer, als de sneeuw smelt, in een moeras
van sneeuwbrij te veränderen. Groote gedeelten des lands zijn steeds onder het
gletscherijs bedolven, doch gedurende den körten zomer ■ vindt men ook enkele van
sneeuw ontbloote plekken, die in weinige weken door het steeds voortdurend en niet
ondergaande zonnelicht een betrekkelijk goeden plantengroei toonen.
De zee is hier bewoond door talrijke robben en waldieren, terwijl van de landdieren
de poolhaas, de poolvos, het rendier, de ijsbeer en de muskusos de belangfijkste zijn.
Talrijke strandvogels verlevendigen de kust, waarvan wij noemen: de sneeuwhoenders,
den sneeuwuil, den poolvalk, zeezwaluwen, onderscheidene meeuwensoorten, ganzen,
eenden, enz.
Ten oosten van de Baffinsbaai en Davisstraat strekt zieh Groenland van de
onbekende poolstreken met wigvormig toeloopende landmassa naar het zuiden uit,
die in Kaa'p Farewell op 49Vä N.Br. eindigt.
Het binnenland van Groenland is bijna geheel begraven onder een zware massa
van landijs, een typisch samenhangende gletschervorming, die op onderscheidene
punten tot aan de fjordrijke kust zieh uitbreidt en door deze inhammen zelfs tot in
zee voortschuift, om daar onder donderend geweld af te'breken, terwijl de afgebroken
stukken als drijvende ijsbergen naar zee gestuwd worden.
Rondom de fjorden en sonden van de veel gelede kust met talrijke schiereilanden
POOLDAGEN EN POOLNACHTEN. ESKIMO’S.
en kleine kusteilanden wordt een smalle kustgordel gevormd, welke niet voortdurend
door ijs en sneeuw bedekt is. Daar, op dat buitenland der aarde, vindt men enkel de
voorwaarden voor een behoeftig leven van een geringe bevolking. Vooral op plaatsen,
waar de gletschers in zee schuiven en door hun kracht het ijsveld van de fjorden
breken, zoodat de vischvangst kan worden uitgeoefend, vindt men de verblijf-
plaatsen der weinige bewoners geconcentreerd.
Lange winters wisselen met kortè zomers af, zeiden wij, doch gedurende den zomer
vindt men eenige vergoeding in de omstandigheid, dat de zon gedurende korter of
langer tijd niet ondergaat, of slechts even onder de kirn verdwijnt in den körten
nacht, om daarna weer opnieuw te verschijnen. Op 67'A° breedte duurt de längste
dag 24 uren, op 70° 65 dagen en op 80° 134 dagen aaneen. Doch ook de nachten
hebben in het tegengestelde jaargetijde denzelfden duur, zoodat de poolnacht een tijd
van rust vormt. Alleen de maan en het noorderlicht verhelderen des winters de
nachten op deze hooge breedte.
Wat wij omtrent de dieren- en plantenwereld van den Arktischen Archipel zeiden
geldt ook in hoofdzaak voor Groenland.
% _ *
De bewoners dezer arktische gewesten van Amerika zijn de Eskimo’s, een echt
poolvolk, dat den rand der bewoonde aarde in bezit heeft genomen en door het
ruwe klimaat tot een zelfde levenswijze gedwongen is, zoodat alle groepjes, trots hun
verstrooiing längs de kusten, toch éénzelfde uiterlijk en karakter verkregen en zieh
als één volk voordoen. Deze bevolking noemt zichzelf „Inuit” d. i. menschen; (het
meervoud, van „inuk” d. i. mensch); de-algemeen voor hen gebruikte naam „Eskimo”
is waarschijnlijk van de Abnaki-, Naseopi-Indianen e. a. familiën van den Algonkin-
stam afkomstig, die dezen naam het eerst aan de Labrador-Eskimo’s gaven, welk
woord zooveel als „rauwvleescheter” beteekent. Geen volk levert zod als dit een
bewijs er voor, dat de mensch in staat is, zieh naar de natuurlijke omstandigheden
der woonplaats te voegen.
De Eskimo’s bewonen de noordkust van Amerika, van het snijpunt van den 60«n
breedtegraad met de westkust bij den St. Eliasberg tot de plaats, waar tegenover
New-Foundland de 50e breedtegraad de kust van Labrador raakt, benevens de kusten
van Groenland en van de Arktische eilanden. Zoover de reizigers poolwaarts zijn
doorgedrongen, heeft men ook sporen van deze menschen gevonden. Kusten en
eilanden, die in Noord-Azië en Europa niet bewoond worden, zijn in Amerika de
woonplaatsen van de Eskimo’s.
De Eskimo’s leven dus ver uit elkander, over het poolgebied verstrooid, zoodat de
bevolking zeer dun is in deze gewesten. Het aantal Eskimo’s wordt op ± 40 000
geschah waarvan 11,000 in Groenland wonen, 1500 in Labrador en in 1890 woonden
er 12,800 in Alaska. Op den Arktischen Archipel zal hun aantal ongeveer 4000
bedragen, terwijl er aan de Mackenzie-rivier ongeveer 2000 wonen.
Omtrent de afkomst der Eskimo’s bestaat geen zekerheid en verschillen de meeningen
per ethnografen. Dit is zeker, dat zij lichamelijk met de bewoners van noordelijk
Azië, wat de taal betreft met de Indianen en ethnographisch met de noordwest-
indianen veel overeenkomen. Ratzel meent, dat hun afkomst van Noord-Azië het
waarschijnlijkst is, daar van een verkeer tusschen de Amerikaansche en Aziatische
kust der Beringstraat met ruwe booten van huiden gewaagd wordt, al valt nog niet
uit te maken, waar hun oorspronkelijk vaderland lag... Ook in noordoostelijl? Azië
wonen Eskimo’s van de Beringstraat tot de Anadyr, die de taal der kust-Tschuktschen
met verstaan, terwijl de van de Oostkaap tot Kaap Tschukotsky wonende kust-
lscnuktschen als een vermenging van Tschuktschen en Eskimo’s kunnen worden
aangezien en de zeden van de laatsten hebben aangenomen.
Terwijl enkelen, o. a. de Abbé Petitot, die vele jaren onder de Eskimo’s leefde
aannamen dat de Eskimo’s uit Azië afkomstig zouden zijn, traden Gerland en ook
'ft n «SH Tpellî:e laatste wel de grondigste studiën van de Eskimo’s gemaakt
neett, bovenal op eigen onderzoek onder het volk berustend, op als verdedigers van
de leer, dat dit volk van Amerikaansche afkomst zou zijn, welk beginsel tegenwoordio-
meest wordt aangenomen. Dit ook is een feit, dat in den tijd, toen de Noormannen