den zandsteenrug van j de Boven-Orinoco,- Evenals de bamboe groeit het in
bossen, en ofschoon niet meer dan een centimeter dik, zijn de eerste veertien voeten
zonder knoop. Van dit punt spreiden zieh de lange, dünne takken- uit, die een
lengte hebbeu van dertig tot veertig voet en, door den wind bewogen, in bevallige
Dochten heen en weer wiegen.
Het gedeelte, voor de blaaspijp gebruikt, is het eerste gewricht, dat overal even
dik en inwendig van nature' glad is. Maar daar de wanden nauwelijks eens zoo dik
zijn als een speelkaart, is het zoo dun, dat het te teer zou zijn, om zonder eenige
beschuttmg te gebruiken. Bijgevolg neemt de inbooriing zijn toevhicht tot een soort
van palm, door hem samourah genaamd, terwijl de wetenschappeliike benaming
Ireartm settgera is. . -
Nadat hiervan een stuk van behoorlijke grootte gekozen is, wordt het afgesneden
en in water gedompeld, om er de geleiaehtige massa uit te halen, die het inwendige
opvult. Wanneer het goed droog is, wordt het riet in deze buis gestoken; de inlandscbe
blaasroermaker heeft een verwonderiijk talent, om het dünne riet juist in het midden
van den palmstengel te brengen cn het met het reeds vermelde zwarte was te
bevestigen. Dit was wordt door de Macoushie’s kurumani genaamd en door hen
even menigvuldig gebruikt als „zwarte-jongens” — was door de inboorlingen van
Australie. De samourah wordt dan tot de behoorlijke dikte afgeschrapt, zorgvuldig
gepolijst en het wapen is gereed voor de aanhangselen, die het moeten voltooien.
Het eenp einde wordt gekozen voor een mondstuk en omwonden met een koord,
van zijde-gras vervaardigd; het andere voorzien van den halven hast der acueroop
noot, die zeer hard is en het einde van het wapen moet vrijwaren tegen beschadiging
tegen boomen of den grond.
Dit acuero-zaad dient als een voorste richtpunt, waardoor de inlandsche jager zijn
wapen kan richten; doch om juister te kunnen mikken, voegt hij er een zeer ver-
nuftig uitgedacht achterste richtpunt bij. Hij neemt een stuk kurumanni-was, drukt
het ongeveer achttien eentimeter van het mondstuk af op de blaaspijp en bevestigt
door middel van het was op het roer de twee onderste snijtanden van den acouchi.
Dit wapen is buitengewoon licht en gemakkelij k te behandelen; het vormt een
sterk contrast met de zware en onhandige zarabatana. Het wordt op een vrij zon-
derlinge wijze vastgehouden. De linkerhand wordt met de palm naar boven gehouden
en de elleboog tegen de heup aangedrukt. De händ vat dan het blaasroer binnen
een handbreedte van het mondstuk en de rechterhand vat het met de palm naar
onderen op de plaats, die door de andere hand vrijgelaten wordt. Feitelijk is deze
wijze, om het wapen vast te houden, juist dezelfde als die, waarop het geweer
behandeld wordt. Het blaasroer wordt dan opgelicht, niet met de armen, maar
door het lichaam achterover te buigen, en het is verbazend, hoe onbewegelijk het
op die wijze geruimen tijd gehouden kan worden HP een onbewegelijkheid, die nooit
te verkrijgen is door den rechterarm uit te strekken en het op eenigen afstand van
den mond vast te houden.
De afbeelding op bladz. 305 stelt deze beide wapens voor.
Aan de rechterzijde bevindt zieh de zarabatana, die zeven voet lang is en meer
dan drie kilogram weegt. Het mondstuk is juist twee eentimeter breed.
Daarnaast is de pucuna afgebeeldi Ofschoon elf voet lang, weegt het wapen
nauwelijks meer dan anderhalf kilogram, zoodat het veel gemakkelijker kan gehanteerd
worden dan de kortere en zwaardere zarabatana. Fig. 1 vertoont het wapen zelf en
fig. 2 het uiteinde van voren, voorzien van zijn ring van aeuero-noot, die het voorste
riphtpunt vormt. Fig. 3 geeft een vergroote voorstelling van het achterste richtpunt,
vervaardigd van de tanden van den acouchi, (Dasyprocta Acouchi) op hun plaats
beVestigd door het zwarte kurumanni-was. Fig., 4 is een doorsnede, genomen door
het midden van het achterste richtpunt, om aan te toonen, hoe de tanden boven- de
schacht uitsteken. Fig. 5 stelt het uiteinde van voren voor en toont de wijze aan,
waarop het ourah-riet binnen den samourah-palm besloten is.
De inboorlingen zorgen vooral, dat hun blaasroeren recht zijn en blijven ; zij zetten
ze nooit ergens tegen aan, om ze niet krom te doen worden. "Wanneer zij op de
jacht gaan, dragen zij het blaasroer rechtop, als een soldaat, die het geweer „op
schouder” draagt, en in hun hutten teruggekeerd, hangen zij het wapen met een lis
aan het dak van het huis op. Waterton vestigt herhaaldelijk de aandacht op dit
punt in zijn „Zwerftoehten”, en toen hij aan een zijner vrienden de pucuna sehonk,
die hij van Guyana-had medegebracht, ging het geschenk gepaard met de.voorwaarde,
dat het nimmer tegen den wand geplaatst, maar öf op ;den grond gelegd öf aan de
lis opgehangen moest worden.
Wat de pijlen betreft, die door de pucuna worden voortgedreven, zij gelijken in
vorm en grootte zeer op die, welke door de Dajaks gebruikt worden, maar in plaats
van ze door een stukje zacht hout in de opening van het wapen te doen passen,
wordt er een dotje wilde katoen, van den „Bombax ceiba”, omheen gewikkeld en
met een vezel van het zijde-gras vastgemaakt. Gekweekt katoen is hiervoor te zwaar
en niets is beter dan het gele, grof-vezelige katoen van den bombax. Het vereischt
groote zorg, er het katoen goed om te winden. Het moet juist in het gat passen,
zeer gelijk zitten, om geen stoornis in de juistheid der vlucht te brengen, en van
voren allengs dun uitloopen, om zoo weinig mogelijk weerstand aan de lucht
te bieden.
De schacht van den pijl wordt vervaardigd van de bladnerven van den concourite-
palm, een soort van areca. Zij is ongeveer tien eentimeter lang, niet dikker dan
een kraaiepen en wordt aan het eene eind tot een punt zoo scherp als een naald
geslepen tusschen de tanden van den pirai-visch (serrasalmus piraya). De tanden
van dezen visch zijn plat, puntig en tweesnijdend, bijna als die van den haai. De
Macoushie heeft altijd de helft eener pirai-kaak aan zijn pijlkoker hangen.
Om ruimte te besparen, wordt het katoen niet aan de pijlen bevestigd, alvorens