30 VERDEELING VAN ARBEID. TOESTAND DER VROUW. RELIGIE.
* De toestand der vrouwen kan over ’t geheel bij de West-Groenlandsche Eskimo’s
goed genoemd worden, in elk geval wordt zij niet.onderdrukt, zegt Nansen, hoewel
zij beschouwd wordt lager te staan dan de man. Daarom heeft de Groenlander
gaarne zonen en is hij minder gesteld op dochters, zoodat vader en moeder in den
regel bedroefd zijn, als er een dochter geboren wordt. De kinderen worden zeer
tang gezoogd; drie tot vier jaar is niets ongewoons.
Bij de Groenlanders bestaat verdeeling van arbeid. De man heeft zijn moeielijk
leven als jager en visscher, om de familie te verzorgen; als hij evenwel thuis-
komt, is zijn arbeid geéindigd en zorgen de vrouwen. Zij ontvangen den man aan
het strand, helpen den buit inhalen, en terwijl de man de boot en de wapens in
veiligheid brengt, moet de vrouw den buit in buis brengen. Zij halen de huid van
de zeehonden, snijden het vleesch in stukken, enz. Verder zorgt de vrouw voor de
huishouding, kookt het eten, bereidt de huiden, herstelt de kajaks en de vrouwenboot
met huiden, naait de kleederen der mannen, enz. Zij bou wen ook de huizen, slaan
de tenten op, roeien de groote booten of umiaks op reis, (zie pag. 27) die daarnaar
„vrouwenbooten” genoemd worden. Vroeger was het beneden de waardigheid van
den man, om. de vrouwenboot te roeien, doch de taak van den huisvader was het,
die te sturen. Tegenwoordig echter roeien zij wel- de boot, vooral die, welke door
Europeanen gehuurd zijn op de reis. In het huis zijn de vrouwen ook steeds ijverig
bezig, terwijl de mannen luieren en niets doen dan eten, elkander verhalen opdisschen
en slapen. Verveelt hun dit, dan houden zij zieh op zijn meest bezig met het in
orde brengen der wapens.
Als de familie op de rendierjacht gaat, dan doodt de man bet dier, terwijl het de
taak der vrouwen is, het gedoode dier naar de tent te voeren. Zelden maken de
vrouwen gebruik van de kajak.
De Eskimo heeft een buitengewoon sterk gevoel van zelfstandigheid. Hij is gewend
zijn eigen heer te zijn en naar zijn eigen wil te handelen. Hoewel hij als huisvader
een zeker gezag uitoefent, weet hij dat toch zoo te doen, dat het bijna niet
gevoeld wordt.
Oorspronkelijk hadden de Groenlanders een onontwikkelde religie, maar toch bezaten
zij vele sagen en waren zij onderworpen aan bijgeloof. Bovennatuurlijke wezens en
krachten bestonden er volgens hun voorstelling en hun wijzen of priesters, de zoo-
genaamde „angekek’s” trachtten hun landslieden door allerlei zonderlinge kunsten te
suggereeren, om hun heerschappij te handhaven. Het valt niet te ontkennen, dat zij
ook de verständigsten waren en dikwijls de lieden van hun volle met raad konden
bijstaan.
De Groenlanders zijn wel tot het Christendom bekeerd, maar hebben toch hun
oude geloof nog niet geheel vergeten. Nog tot den tegenwoordigen tijd heeft het
bijgeloof hier wortel en zweven de bovennatuurlijke geesten in hun gedachten om
hen heen, levende in hun fabels. Van den Groenlander mögen wij niet anders verwachten,
ook in Europa zien wij hetzelfde. De oude sagen des volks worden dan
ook nog met genoegen gehoord, als zij gedurende de lange winteravonden door hun
uitmuntende Verteilers worden opgedischt. Dr. Rink heeft vele van die sagen bij
elkander gebracht en vertaald, waardoor men een blik kan werpen in het zieleleven
der Groenlanders. Zij geven bewijzen van een rijke phantasie en van een poetische
opvatting van vele verschijnselen in de natuur. Behalve sagen en vertellingen van
vroegere heldendaden bezitten de Eskimo’s Ook nog gezangen van verschillenden
aard. Zin voor natuurschoonheid schijnt bij de Eskimo’s van Groenland aanwezig
te zijn, zooals Nansen dit opmerkte.
Heeft de Europeesche beschaving verbetering aangebracht in den toestand van de
Groenlandsche bevolking? vraagt Nansen bij de beschrijving van zijn tocht door
Groenland. En zijn antwoord moet ontkennend luiden. Wij hebben den Groenlanders
niets gebracht, wat hun den strijd dm het bestaan heeft vergemakkelijkt.
Hun wapens hebben wij in geen enkel opzicht kunnen verbeteren. IJzer heeft de
Eskimo wel verkregen, maar gedeeltelijk bezat hij het reeds vroeger, gedeeltelijk kan
hij het zeer goed ontberen. Het moet wel schijnen, of de invoering van het geweer
INVLOED DER EUROPEANEN OP DE ESKIMO’S. ACHTERUITGANG. 31
voor hen een groote v’erbetering moest zijn op de jacht, maar over het geheel is dat
niet het o-eval; integendeel, de -vuurwapens hebben hun een niet onaanzienlijke schade
berokkend. Door de geweren is de veel belangrijker vangst met harpoenen en blaas-
roer in verval geraakt. De laatste kon bij alle weer plaats hebben en is veel zekerder
dan met het geweer, waardoor ook vele dieren getroffen worden, die men niet vangt.
Daarenboven heêft het geweer enkelen er toe geleid, zieh meer op het vogelschieten
toe te leggen, waardoor de vangst van zeehonden, die steeds de bron van bestaän
voor de Eskimo’s zullen zijn, werd verwaarloosd.
In vroeger tijd vingen de Eskimo’s vögels met een werppijl ; zij konden vele daar-
mede vangen, maar toch was het aantal gedoode niet grooter dan de toeneming,
en elk dier, dat hij wondde, werd een buit des jagers. Als hij thans met zijn schroot
in een vlucht eiderganzen schiet, worden vele daardoor getroffen, die wel ongeschikt
zijn, om voort te leven, maar die hem toch ontkomen.
Doch daarentegen heeft men hun schade aangebracht door den aanvoer van Europeesche
produkten. Zij hebben lust, gekregen in koffle en tabak, in brood en
Europeesche stoffen, en om die te verkrijgen, verkoopen zij het onontbeerlijke zee-
hondenspek en de huiden. De vrouwenboot verviel uit gebrek aan huiden ; zij namen
af in aantal, ja het gebeurde zelfs, dat de kajak zonder doel aan het strand lag. De
lampen moesten in den winter niet zelden uitgedaan worden wegens gemis aan spek,
daar de voorraad reeds voor den winter verkocht werd. De Eskimo hulde zieh des
winters reeds dikwijls in lompen van siechte Europeesche kleederen, in plaats van
in zijn goede warme pelzen, die hij verkocht had. ’tW a s de geldeconomie, die dit
volle van ve.le zijner natuurrijkdommen beroofde, en er weinig voor teruggaf.
Ook in physiek opzicht zijn de Groenlanders er niet op vooruitgegaan, vervolgt
Nansen. Ziekten zijn in den laatsten tijd meer en meer toegenomen ; de tuberculose
eischt er vele slachtoffers. Het kan niet beweerd worden, dat de Europeanen
die ziekte hebben geynporteerd : zij werd er reeds vroeger gevonden, doch de Europeesche
invloed heeft haar verbreiding in de hand gewerkt. De Groenlanders toch
leven tegenwoordig meer in de kleine, vochtige huizen, waar de besmettingskiemen
meer voedsel vinden dan in hun oorspronkelijke woningen. Bovendien is de Europeesche
kost niet zoo gezond voor deze lieden, die gewoon waren van vleesch en
spek te leven. Het beste bewijs hiervan is, dat de ziekten het meest onder de Eskimo’s
voorkomen, die in de nabijheid der koloniën wonen, waar de door de Handels-
maatschappij aangestelden grootendeels leven van Europeesche voedingsmiddelen en
in Europeesche kleeding gehuld gaan.
Een voortdurende achteruitgang en verarming van den vroegeren welstand, een
verzwakking van het ras, dat is de toestand, waartoe dé Groenlanders gekomen zijn.
De Europeanen hebben er het Christendom gebracht en eenige beschaving, zoodat
aan de,westkust velen kunnen lezen. Evenwel, het Christendom is er meer in naam
dan in zijn wezen. En de ontwikkeling van het volk, die zeer gering is, zal den
ondergang niet voorkomen.
Men mag de Deensche regeering van dezen toestand geen verwijt maken; deze
heeft de inboorlingen met meer verschooning en zorg behandeld dan bij de andere
onbesehaafde volken geschiedde, die met de Europeanen in aanraking kwamen. Het
doel der Denen was het welzijn der Eskimo’s, te bevorderen, en daardoor zijn zij tot
nog toe blijven bestaan. Er is geen tweede voorbeeld, dat een jagersvolk, hetwelk
met beschaafde volken in aanraking kwam, zieh zoo lang heeft staande gehouden.
Maar ondanks dit alles vormen de Eskimo’s een uitstervend natuurvolk, dat zijn
ondergang te gemoet gaat, en misschien alleen weer krachtiger zou worden, als het
tei'ugkeerde tot zijn oude levenswijze. En dit zou misschien geschieden, als de.
Europeanen zieh terugtrokken. Misschien, zeggen wij, want de Europeesche invloed
zou er ook blijven bestaan na hun teruggang en waarschijnlijk den terugkeer tot
de oorspronkelijke toestanden belemmeren.
He He
De Eskimo’s in Alaska, omirent wie men tot voor kort in Europa weinig wist,
zijn het talrijkst, en bij hen vindt men nog het meest den natuurtoestand van dit
volk. Volgens hun begrippen bewonen zij een waar Eldorado. Hun uitgestrekt