De Irokezen brengen zelfs een opening in het graf aan, opdat de ziel er onge-
stoord kan in- en uitgaan.
De Mandans nemen het lijk van den overledene, kleeden het met zijn beste ver-
sierselen, voorzien het van voedsel, pijpen, tabak en pijlen, en wikkelen het in huiden,
vooraf in water geweekt, om ze buigzaam te maken en ze de.lucht zooveel mogelijk
te doen buitensluiten. Het lijk wordt dan op een kleine Stellage van ODgeveer een
voet of zeven hoog geplaatst en aan ontbinding overgelaten. Na verloop van tijd valt
de Stellage ineen en de betrekkingen van den overledene begraven al de overblijf-
selen, uitgezonderd den schedel, dien zij op den grond plaatsen ; op deze wijze vormen
zij cirkels van een honderd of meer schedels, alle met het gelaat binnenwaarts
gekeerd en alle op versehe bosjes gras liggende. In het midden van elken cirkel
bevindt zieh een kleine verhevenheid van aarde, waarop de schedels van een manlijken
en vrouwelijken bison geplaatst worden, en op de verhevenheid is een lange staak
opgericht, waaraan ettelijke geneesmiddelen zijn opgehangen, die ondersteld worden
goed te zijn, om de overblijfselen van den overledene te bewaren.
De naastbestaanden brengen menigmaal een bezoek aan de sehedel-cirkels en dikwijls
ziet men de vrouwen uren achtereen bij de schedels hunner gestorven kinderen
zitten, altijd bezig met hun werk en tot den schedel sprekende, alsof deze een levend
kind was. En wanneer zij vermoeid zijn, ziet men hen soms, met de armen den
schedel omvattende, in slaap als in gezelschap met het kind zelf.
De Sioux en vele andere stammen leggen hun dooden in de takken van boomen
en de Tschinnuks plaatsen hen in kano’s, die, zoowel als de benoodigdheden van den
krijgsman, in zulk een ontredderden toestand verheeren, dat zij nutteloos zijn.
De zonderlingste begrafenis, waaryan de bijzonderheden bewaard zijn gebleven,
was die van Blackbird, een Omahaw-opperhoofd.
Aan den öever der Missouri en in het distrikt onder zijn beheer bevindt zieh een
hooge heuvel, van welks top men aan alle kanten een prächtig vergezicht geniet.
Toen het opperhoofd bevond, dat hij zou gäan sterven, beval hij, dat men hem op
den rüg van zijn geliefkoosd oorlogspaard zou plaatsen en op den top van den heuvel
begraven. Aan dit verzoek werd letterlijk voldaan. Op den bepaalden dag begaf zieh
de geheele stam, in gezelschap van een groote menigte toeschouwers, naar den heuvel,
in het midden een ruimte openlatende, waar het opperhoofd moest begraven worden.
Nu werd het lichaam van het doode opperhoofd op den heuvel gedragen en achter
hem zijn oorlogspaard geleid, een melk-wit ros, dat hij altijd zeer op prijs had gesteld.
Toen de begrafenistrein den top van den heuvel bereikte, werd het overleden opperhoofd
in vollen wapendos gekleed, de veeren-pluimen op het hoofd, den gespannen
k00& pijlkoker,- pijlen, sehild en medieijn-zak op den rü g ; zijn scalpen, die niemand
anders in bezit mocht hebben, hingen aan den toom van zijn paard en aan zijn
wapenen, en zijn geliefkoosde speer had hij in de hand. Hij werd ook voorzien
van spijs en drank, om hem op zijn tocht naar het land der geesten krachten te
geven; verder gaf men hem zijn pijp mede met gevulden tabaksbuidel, vuursteen
en staal, opdat hij ook de weelde van het rooken zou kunnen genieten.
Nadat alles in orde gebracht was, weref hij op den rüg van zijn paard getild en
nu traden alle opperhoofden bij beurten vooruit, om hun overleden aanvoerder het
laatste vaarwel toe te roepen. Nadat ieder der opperhoofden zijn toespraak geeindigd
had, wreef hij zijn rechterhand met vermiljoen, drukte haar tegen het witte haar
van het paard aan en liet daar den rooden indruk zijner hand achter. Daarna begon
de begrafenis. De krijgslieden droegen in de hand graszoden aan, waarmede zij een
aanzienlijke aarden hoogte begonnen te bouwen, in welker midden het opperhoofd
en zijn paard moesten ingesloten worden. Een voor een plaatsten zij hun zoden
rondom de pooten van het geliefkoosde paard en bouwden aldus langzamerhand de
verhevenheid over het nog levehde dier.
De voltooide aardheuvel rees hoog boven het hoofd van het op zulk een zonderlinge
wijze in het midden begraven opperhoofd en daar werden hij en zijn paard gelaten,
om samen te vergaan. Op den top van de aardhoogte werd een cederhouten paal
opgericht en deze aardhoogte is, sedert zij gebouwd werd, altijd uren in den omtrek
een bekend baken op de zee der prairieen geweest. Deze groene, met bloemen
bezaaide aardhoogte wordt door ontelbare reizigers, Blanken zoowel als roodhuiden,
bezocht. De eersten bestijgen den heuvel gedeeltelijk uit nieuwsgierigheid, om zulk
een zonderling graf te zien, en gedeeltelijk te r wille van het prächtige gezicht van
den top, terwijl de laatsten den heuvel bezoeken, om eerbied te bewijzen aan het
graf van een hunner beroemdste opperhoofden en grootste medieijn-mannen.
• ]je gewoonte, om vrouwen en andere slachtolfers met den overleden echtgenoot te
begraven, schijnt nu te niet gegaan te zijn onder de Noord-Amerikaansche stammen,
maar toch heeft tot voor betrekkelijk körten tijd nog een dergelijke gebeurtenis
BEGRAFENIS VAN BLACKBIRD.
plaats gehad. Er was een Natchez-opperhoofd, de Gewonde Slang genaamd, die kwam
te sterven, en daar hij het voornaamste opperhoofd van den stam was, zou een
aanzienlijk aantal slachtoffers geofferd worden. De Franschen evenwel opperden
tegenbedenkingen en liaalden de vrienden van het overleden opperhoofd over, het
getal tot acht of tien te beperken; onder dezen was een schoon meisje, die, ofschoon
niet zijn vrouw, hem zeer had liefgehad en zijn graf wenschte te deelen.
Op den bepaalden dag werd een processie gevormd, waarbij de slachtoffers met
groote staatsie naar het graf geleid werden, vergezeld van acht nabestaanden des