van een raaf, den vogel, die te midden der stormen zijn vlucht neemt. Wa-rah-pa,
of de Bever, beproefde het ook, doch slaagde evenmin, en op den vierden dag nam
Wak-a-dah-ha-hee, het Witte Buffelhaar, zijn plaats op de loge in. Hij stelde het
grootste vertrouWen op de roode bliksemsehichten, waarmede hij zijn schild beschilderd
had, en in den enkelen pijl, dien hij in de hand droeg. Hij hield een toespraak tot
het volk, verklärende bereid te zijn, zieh voor het welzijn van den stam op te offeren
en ôf regen te bezorgen ôf zijn geheele leven met de honden en oude vrouwen door
te brengen. Hij verzekerde, dat de eerste zijner voorgangers schipbreuk had geleden,
orodât het schild de regenwolken afweerde; de tweede, omdat de raaf een vogel was,
die zieh boven den storm verhief en er dus niet om gaf, of het regende of niet ; de
derde was naar zijn meening niet geslaagd, omdat de bever altijd nat was en geen
regen behoefde. Maar wat nu hemzelf aanging, zouden de roode bliksemsehichten
op zijn schild de zwarte donderwolk brengen en zijn pijl de wolk doordringen en het
water over de velden uitstorten.
Nu gebeurde het, dat juist op dat oogenblik een stoomboot, de eerste, die ooit de
Missouri bevaren had, in het gezicht van het dorp der Mandans gekomen, een saluut-
schot gaf uit een twaalfponder-kanon. Het geluid van het stuk werd natuurlijk voor
donder gehouden — het dorp was opgetogen van vreugde. Kostbare giften werden
den gelukkigen regenmaker van alle kanten aangeboden ; moeders boden hem hun
dochters tot vrouwen aan en de medieijn-mannen kwamen uit hun loge te voorschijn,
teneinde hem plechtig onder hen op te nemen.
Plotseling zag Wak-a-dah-ha-hee van zijn verheven standplaats de stoomboot de
rivier opwerken en den donder uit haar zijdèn spuwen. Hij wendde zieh tot de
opperhoöfden en de vergaderde menigte, hun zeggende,' dat, ofschoon de geluiden
niet die van den donder waren, zijn geneesmiddel sterk was en een donderbootnaar
het dorp gevoerd had. De geheele bevolking 'd ro n g stom van verbazing naar den
oever; in de öpgewondenheid van het oogenblik werd zelfs de regenmaker vergeten.
De passagiers kwamen te midden der Mandans aan wal en het overige van den dag
was alles opschudding en verwarring. Even voor. het ondergaan der zon ontdekte
Wit-Buffelhaar eenige zwarte wölken aan den horizon, onopgemerkt door . de opge-
wonden menigte. In een oogwenk was hij weder op het dak van :hef raadhuis, den
h°9g gespannen en den pijl in de hand zwaaiende. Hij hernieuwde zijn pocherijen
en bezweringen, en toen de wolk boven het dorp kwam, schoot hij zijn pijl in de
lucht. Daar plast de regen in stroomen neder, den gelukkigen regenmaker, die. nog
altijd op het dak stond en zijn donderschild al pochende zwaaide, door en door
nat makende.
De storm hield den ganschen nacht aan; ongelukkig sloeg de bliksem in een der
hutten en doodde een jong meisje. Ontsteltenis heerschte in het geheele dorp en
niemand was meer verschrikt dan de nieuwe medieijn-man,. die vreesde, dat de raad
hem verantwoordelijk voor het lot van het meisjè' zou stellen en hem tot een wreeden
dood veroordeelen. Daarenboven hield hij zieh eenigermate aarisprakelijk, daar hij
het dak van het raadhuis vertaten had, voordat hij regen bezorgd had.
Vroeg in den morgen dus verzoebt hij zijn vrieriden hem zijn drie paarden te
brengen, en toen de zon opging, beklom hij de loge opnieuw e n sp rak h e t volk toe.
Zijn geneesmiddel was te sterk geweest, zeide hij. „Ik ben jong en was te voort-
varend. Ik kon mij niet ophouden. De wigwam van Mah-Sisb is in de asch gelegd
en vele zijn de oogen, die weenen om Ko-ka (de Antilope). Wak-a-dah-ha-hee
geeft drie paarden, om de harten op te vroolijken van hen, die om Ko-ka weenen.
Zijn geneesmiddel is groot. Zijn pijl doorboorde de zwarte wolk en de bliksem kwam
en de donderboot ook. Wie zegt, dat het geneesmiddel van Wak-a-dah-ha-hee niet
sterk is?”
Deze vernuftig uitgedachte toespraak werd met luide toejuichingen ontvangen en
van dat oogenhlik af tot aan zijn dood toe verkreeg Wak-a-dah-ha-hee de eervolle
benaming van het „Groot-Dubbele-Geneesmiddel.”
Wij hebben op pag. 93 er reeds op gewezen, dat de 14 à 15-jarige jongen zijn
„médecin” zoekt. Over dit bijgeloovig gebruik nog iets naders.
Als de jongefingsdroom door den knaap in de eenzaamheid gedroomd Wordt, wordt
het eerste dier, waarvan hij droomt, door hem als zijn „geneesmiddel” beschouwd.
Hij keert dan naar huis terug, en zoodra hij een weinig rust genoten heeft, gaat
hij zijn geneesmiddel opzoeken. Als hij het gedood heeft, bewaart hij de huid, in
welke gedaante ook. Deze wordt doorgaans.in den vorm van een zakje genaaid en
bevat een of twee andere toovermiddelen. Dit is de medicijnzak, dien wij reeds
noemden. De grootte van den medicijnzak verschilt zeer naar gelang der grootte
van het dier, van welks huid de zak gemaakt is. Somtijds is hij drie ot meer voet
lang en dan weer zoo klein, dat de bezitter hem onder zijn kleederen kan verbergen.
De Indiaan scheidt zieh nooit van zijn medicijnzak. Hij beschouwt dien als
volstrekt onmisbaar, om zieh bij e lk e . onderneming, van welken aard ook, van den
goeden uitslag te verzekeren; zelfs in den strijd neemt hij hem in vast vertrouwen
mede. Indien hij den zak in het gevecht verliest, wordt hij met schände overladen
DE MEDICIJNMAN IN DE UITOEFENING ZIJNER PRAKTIJK.
en is er slechts een weg, om zijn goeden naam te ru g te erlangen. Een Indiaan kan zieh
slechts eens zijn geneesmiddel vervaardigen en het zieh door nogmaals te vasten en
te droomen nimmer terugbezorgen. Maar zoo hij een vijand in open strijd kan
verslaan en diens medicijnzak veroveren, is zijn stand in den stam hersteld en hij
neemt van dien tijd af aan het geneesmiddel van den verslagene in ruil voor zijn
eigen. Zoo het een man, die zijn eigen geneesmiddel niet verloren heeft, gelukt, zieh
in den strijd van dat zijns vijands meester te maken, is hij gerechtigd een „dubbel
geneesmiddel” aan te nemen; zoo iemand verzuimt nimmer de gelegenheid, de beide
medieijnzakken te vertoonen als zegeteekenen zijner dapperheid. Dat nemen van een
medicijnzak is even eervol als het nemen van een scalp, en de gelukkige krijgsman
heeft daarenboven het voordeel, dubbel door de twee toovermiddelen beschermd te zijn.
AMERIKA. g