op den bodem, het klimaat en de natuur, de kolonie door den een als een Eldorado
wordt afgeschilderd, geven de eigenaardige zeden en gewoonten der koloniale klein-
steedsche samenleving aan een ander slechts voedsel tot spotternij of tot het aanduiden
van Suriname als een geestelijk verbanningsoord, een broeinest van laster en krakeel
een zedehjk en lichamelijk graf voor de Europeanen.” En hierin zoekt genoemde
kenner van Suriname een der redenen van de mindere belangstelling in dat <?ebied.
Doch over het hoofd dier kleine maatschappij heen en ondanks haar gebreken,Dmeent
de heer Wesenhagen, zou er in dat vruchtbare land meer welvaart te brengen zijn.
Suriname is nog. slechts voor een uiterst klein gedeelte in gebruik, slechts het
/958 deel is in cultuur gebracht, 957/95s deel der kolonie vormen nog ongecultiveerd
terreinj zegt de heer Wesenhagen, Daarvan heslaan de onhebouwde velden, deels in
cultuur zijnde, deels van veriaten plantages en gronden, een oppervlakte van 241
duizend H. A., de bosschen een oppervlakte van ± 13l/a miilioen H.A., en de
tusschen beide gelegen savannen of zandvlakten een oppervlakte van 550 duizend H.A.
WONING EENER PLANTAGE
Onder woeste gronden worden landerijen verstaan, die geheel onontgonnen en deels
buiten cultuur gebleven, deels na aanvankelijke ontginning buiten cultuur geraakt ziin
doordien ze veriaten zijn; in een woord : alle voor ’t oogenblik braak liggende gronden'
Een^ groot deel dier gronden behoort tot ’slands domein en kan in eigendom
worden uitgegeven.
Als een der eerste plichten der regeering beschouwt de heer Wesenhagen, dat er
partij getrokken wordt van deze woeste gronden, voor zoover zij weer ter beschik-
king van het gouvernement komen. Verder ziet genoemde schrijver heil in een
behoorlijke boschcultuur met behoorlijk officieel toezicht, iets, dat een rijke bron van
mkomsten zou kunnen opleveren. De vette, alluviale landen en de rijke boschstreek
van 13K miilioen H.A., met de prächtigste houtsoorten, kunnen beter geexploiteerd
worden dan tot nög toe het geval was.
De ondernemingsgeest beweegt zieh in Suriname hoe langer hoe meer in de richting
van het goud; het kapitaal gaat hierin voor. Terwijl de inlanders zieh zelden als
daglooners voor plantagearbeid verbinden, trekken zij bij troepen naar de goudvelden.
Gezette arbeid en ernstige onderneming zijn zaken, die ook daar uit den tijd geräken
en door speculaties verdrongen worden. Door het bedriegelijk lokaas van het goud
leidt de groote landbouw er een kwijnend bestaan en is de boschcultuur er nog zoo
goed als onbekend.
Dat deze beschouwing juist is, blijkt u it de volgende cijfers. In 1842 waren er
volgens den laatsten uitvoerigen almanak 815 plantages en gronden in cultuur, met
een' oppervlakte van 685,495 akkers (— 294,351 H.A.), waarvan 107 suiker-, 146
koffie-, 61 katoen-, 8 cacao-, 2 indigo- en 3 rijst-plantages; verder 44 kost-, 28
kweek-, 87 houtgronden en verder gronden me t ' afwisselende producten. In 1897
waren er volgens het jaarverslag van 1898 in cultuur: 8 suiker-, 78 cacao-plantages,
929 gronden, waaronder voormalige plantages, waarop zoowel cacao als producten
van den kleinen landbouw werden gekweekt, terwijl op 1 plantage en 193 gronden
uitsluitend voedingsmiddelen werden verbouwd (m. a. w. 194 kostgronden.)
LITTERATUUR OVER SURINAME.
J oh. b e L a e t . Beschrijving van West-Indie 1624 (1630).
J. J. H ar t s in ck . Beschrijving van Guiana o f d e Wilde kust in Zuid-Amerika.
Amsterdam, 1770.
H enry Dalton. The history of British Guiana. London, 1855.
R. F. R a d e r s . Geschiedkundige aanteekeningen rakende proeven van Europeesche
kolonisatie in Suriname. Den Haag, 1860.
J. W ölbers .- Geschiedenis van Suriname. Amsterdam, 1861.
Geschiedenis der kolonie van Suriname, geheel opnieuw samengesteld door een
gezelschap van geleerde Joodsche mannen aldaar. Amsterdam-Harlingen, 17911
H. G. Sch n e id e r . Die gute Botschaft. Ein Besuch in Paramaribo. Stuttgart, 1891.
Ook in het Nederlandsch, met een inleidend woord van Ds. P. v. Wijk onder den
titel „Foto” een bezoek in Paramaribo. Nijmegen, 1893.
Sir R obert H. Schomburgk. A description of British Guiana, geographical and
statistical, exhibiting his resources and capabilities. London, 1840.
P. M. N e t sc h e r . Geschiedenis van de kolonien Essequebo, Demerary en Berbiee,
van de vestiging der Nederlanders aldaar tot op onzen tijd. Den Haag, 1888.
A. Ka p p l e r . Holländisch-Guiana, Erlebnisse und Erfahrungen während eines 4 3
jährigen Aufenthalts in der Kolonie Suriname. Stuttgart, 1881.
A. M. Coster . De Boschnegers in de kolonie Suriname, hun leven, zeden en gewoonten.
(Bijdrage tot de taal-, land- en volkenkennis van Ned.-Indie. Derde volgreeks I
1866. ’s-Gravenhage).
H. F. O. t en K a t e . Een en ander over Suriname. (Gids 1888 III).
K. Ma r t in . Bericht über eine Reise nach Niederländisch West-Indien und darauf
gegründete Studien. Leiden 1888. .
W. E lout van S oe te rw o u d e . Onze West. Den Haag 1884.
H. R. WuLLSCHLäaEL. lets over de Neger-Engelsche taal. (West-Indie I).
P r in c e R oland ■ B o n a pa r te . Les habitants de Suriname. Notes recueillies ä l’expo-
sition coloniale d’Amsterdam en 1883. Paris 1884.
A. J. R ik o . Ons rijk Suriname. Rotterdam, 1883.
Mej. H. Conradi. Surinaamsche vrouw. (Vragen van den Dag, 1898).
A. C. v. W e sen h a g en . Het buiten cultuur zijnde deel van Suriname. (Vragen
des Tijds, 1899).
„ Kolonisatie in de keerkringen. (Vragen des Tijds, 1898).
j, Het verval van de cultures in Suriname en de middelen
tot haar verheffing. (Vragen des Tijds, 1897).
H. v . Br e e n . Europeesche kolonisatie in Suriname. (Vragen des Tijds, 1897).
Br it so h -G uyana.
Over de overige gedeelten van Guyana zullen wij kort zijn. In Britsch-Guyana
of Demerara kan men evenals in Suriname onderscheiden het door de Europeanen