364 GAUCHO’S. ESTANCIA’S.
hoofd, eien hoog, breed^ voorhoofd, en «warte, doordringende oogen, zoo maakt dè
Gaucho een gemengden indruk van edele gevoelens, fljnen smaak en wildheid.
De Gaucho heeft het hoofd gedekt met een puntigen stroohoed, met fladderende,
bonte linten versierd ; zijn scharlakenrood vest is omgeven door een gordel, waarin
een mes steekt; zijn beenen zijn gehuld in een wijde, met franje omzoomde broek;
verder heeft hij laarzen, welke de vöeten onbedekt laten, terwijl hij een wijden’
bonten mantel onachtzaam over de schouders werpt. Zoo leeft hij het grootste
gedeelte van den tijd te paard en hij stapt slechts af, ora te slapen, te eten en te
speien. Zijn wapens zijn de lasso, een lange lederen riem met een strik aan het
eind, en de bolas, waarmede hij wilde dieren en verwilderde paarden weet te vangen
en te bedwingen, of op den Magelhaenschen struisvogel jaagt. (Zie pag. 354). Het spei
is de grootste hartstocht van den Gaucho ; daarvoor geeft hij alles prijs.
Werken op de estancia’s of hoeven doet de Gaucho niet gaarne ; aan zijn dienst-
vernchtingen geeft hij dan nog het karakter van onafhankelijkheid. Want de Gaucho
is trotsch öp zijn vrijheid : hij is de wilde, onbedwongen zoon der pampas, onbeteugeld
als het ros, dat vrij over de vlakte holt.
Met de uitbreiding der Europeesche bevolking, met de toeneming der geldhuis-
houding, met den aanleg van spoorwegen en andere wegen, waardoor de beschaving
in de vroeger bijna niet bezochte binnenlanden doordringt,; verdwijnt echter het type
der echte Gaucho’s en langzamerhand zal het een historische figuur worden, een
held van de overleveringen.
De Gaucho’s vormen de kern der eigenlijke Argentiniers. Hun hoofdbezigheid is
nog altijd de veeteelt, vooral van paarden en runderen, welke nog thans den rijkdom
van het land en hoofdartikelen van den uitvoer uitmaken. In den laatsten tijd breidt
zieh echter ook de graanbouw uit.
In de binnenlanden en ' grensgewesten leefden de Indianen langen tijd met de
meer beschaafde bewoners in strijd, wier vee zij roofden, terwijl zij de Blanken
vermoordden. Echter moet'erkend worden, dat zij de vrouwen en kinderen veelal
spaarden en zieh dezen doorgaans liever le.vend toeeigenden. Diet oestanden zijn na de
verschillende oorlogen tegen de Indianen thans verbeterd, zoodat de boerderijen ook
in het binnenland veiliger liggen.
Over het land tusschen de Rio Negro en de Chubut heeft Dr. Machon, die hierin
4892 reisde, nadere mededeelingen verstrekt. Deze reiziger deelt mede, dat in dit
land, waar vroeger duizenden Indianen zieh met den landbouw bezighielden, thans de
eenzaamheid heerscht, bijna zonder eenige nederzetting. Hier vond genoemde reiziger
vele pijlspitsen van vuursteen, overeenkomend met die der Zwitsersche paalwoningen,
doch fijner bewerkt, voorts steenen, messen en scherven, welke tegenwoordig de
Indianen nog gebruiken bij de bereiding der hùiden, verder een paar steeneft bijlen.
* * *
In de laatste jaren zijn vele toestanden in Argentina veranderd. Het eenvoudige
boerenleven op de eenzame estancia’s heeft reeds plaats gemaakt voor allerlei weelde;
De correspondent der N. Rotterdamsche Courant te Buenos-Ayres beschrijft dit in
brieven van 29 November ’97 als volgt.
In vroeger jaren, in den ook hier soms zòo geroemden goeden ouden tijd, woon-
den de meeste estancieros, veehouders, het geheele jaar door op hun bezittingen.
De toenmalige Argentiniers waren eenvoudige menschen en hadden geringe behoeftèn.
Thans is dit anders. Men stelt zieh niet meer tevreden met de primitieve levens-
wijze van het binnenland. Men wil op modernen voet leven, uitgaan en ontvangen,
bals en theaters bezoeken, kortom, genieten van den rijkdom, door de meesten zdd
gemakkelijk, alleen door de verbazende stijging der landprijzen verkregen. Daarom
hebben velen behalve hun woning op de estancia ook een huis in de stad. Hier is
hun hoofdverblijf en alleen in den zomer gaan zij naar buiten.
In welke richting men Buenos-Ayres ook verlaat, hetzij naar het noorden, westen
of zuiden, overal treft men rondom de hoofdstad aan de verschillende spoorweglijnen
een aantal plaatsjes aan, met vriendelijke landhuizen, fraaie tuinen en boomgaarden, die
een liefelijken indruk maken, prijkende bijna ’t geheele jaar door in een rijk groen
gewaad. Maar spoedig verändert het tooneel; reeds na een half uur sporens körnt
DE ESTANCIA’S IN ARGENTINA. 365
aan ’t geen het oog bekoorde een einde, Men ontwaart het Argentijnsche binnenland,
de campo, die zieh uitstrekt over de pampa-vlakten, eeptonige, onafzienbare weiden.
Zij zijn bijna boomloos. Slechts hier en daar wordt laag kreupelhout aangetroflen, of
een ombu, de boom der reusachtige wortels. Zoo arm is de campo aan"hout, dat
men vaak de uitwerpselen van ’t vee als brandstof gebruikt. En als zoodanig dienen
ook de distels, die wel een meter hoog veelvuldig voorkomen. De estanciero ziet deze
planten gaarne, want ze groeien alleen op goeden grond en in den zomer blijft het
gras er onder groen, terwijl het elders, onbeschut, bij langdurige droogte door de
heete zon verschroeit.
Sehier de eenige afwisseling, welke de reusachtige weidevlakten bieden, zijn de
estancias. Ontwaart men in de verte een boomgroep, men kan er zeker van zijn, dat
de woning eener hoeve er achter verscholen ligt. Is de pampa van nature kaal, alleen
daar, waar de mensch een huis heeft gebouwd en daaromheen boomen geplant, komen
kleine bosschen voor, meestal van eucalyptus — uit Australie hierheen gebracht -r-
evenals boomgaarden, vooral van perziken.
Hebben de Vereenigde Staten hun „Far West,” Argentinie bezit zijn „Far South,”
de groote landstreek ten zuiden der provincie Buenos-Ayres. Steeds zuidelijker dringt
de estanciero door. Slechts een twintigtal jaren geleden was een groot deel van het
zuidelijke Buenos-Ayres nog onbezet. Nu treft men daar talrijke veehoeven aan en
ook ziet men er enkele tusschen de Rios Colorado en Negro, nog zuidelijker in de
gouvernementen Chubut en Santa Cruz en eindelijk zelfs aan de andere zijde der
Magelhaenstraat, op Vuurland. Met uitzondering van den alleen nog door zwervende
Indianenstammen bevolkten noordelijken Chaco, is thans geheel het enorme gebied
van Argentinie, zij het in sommige deelen ook nog uiterst zwak, met veehoeven bezet.
Van het grootste belang is de veeteelt in de provincien Buenos-Ayres, Santa-Fe,
Cordoba, Entre Rios en Corrientes, terwijl de landbouw zieh het meest in eerst-
genoemde twee provincien en, wat de suikercultuur betreft, speciaal in Tucuman
heeft ontwikkeld. De veestapel is groot.
Het uiterlijk eener estancia biedt in den regel niet veel opmerkenswaardigs. Stel
u voor: vlakke weiden, eenige duizenden hectaren aaneengesloten land, geheel door
ijzer- of staaldraad omheind teneinde het wegloopen van het vee te voorkomen —
de bodem bedekt, na regenval, met kort groen gras, en na Sterke droogte met onaf-
gemaaid hooi, soms afgewisseld door lange distels. Denk u op dat land talrijke kudden
sehapen, runderen en paarden, de twee laatste soorten dieren meestal van een onaan-
zienlijk uiterlijk. Plaats ergens een boomgroep en bouw daar een steenen huis, van
eine verdieping, met niet meer kamers dan strikt noodzakelijk, eenvoudig ingericht,
de muren ook van binnen slechts ruw met kalk bedekt. terwijl de vloeren, indien niet
vah hout, ook van steen mögen zijn; die woning is voor den eigenaar of diens plaats-
vervanger, den mayordomo, en zij heet met de nabijgelegen keuken, met de schuur,
waar de tentwagen en het paardetuig worden opgeborgen, estancia, evenzoo dus als
de geheele bezitting genoemd wordt. Indien gij den aanleg van bloemen- of moes-
tuinen vergeet, het doet niets te r zake, want ze ontbreken op de meeste veehoeven,
en tenzij er ook zeer fijn vee gehouden wordt, behoeft ge ook niet aan stallen te
denken, want ’t geheele jaar door loopen de dieren in de open lucht vrij over de
weide rond. Maar wel moet ge nog op een aantal punten, meer of minder al naar
de grootte der bezitting, eenige uit een paar vertrekken bestaande leemen hutten
laten bouwen, de zoogenaamde puestos, waar de knechten wonen, die de kudden op
dat deel der estancia oppassen. Plaats eindelijk eene of meer groote pompen, door
een windrad gedreven, op hooge, langwerpig vierkante stellages, teneinde uit diepe
putten drinkwater te verkrijgen voor mensch en dier; laat uw oog dwalen over de
weiden, die overal rondom liggen tot aan den gezichteinder en steeds denzelfden
eentonigen aanblik bieden, en gij verkrijgt voor u, lezer, het beeid der Argentijnsche
veehoeve, der eenvoudige estancia, gelijk men ze het meest aantreft.
Er zijn echter een aantal boerderijen, waar minder eenvoud heerscht. Sommige
bezittingen zijn zelfs prächtig te midden van aangelegde bosschen gelegen, met
fraaie landhuizen, die aan de gebouwen van heereboeren doen denken. Wie
dergelijke estancia’s ' bezoekt, waant zieh nauwelijks in Argentina. Van de een-
tonige pampa geen spoör meer. Alles doet denken aan een andere natuur, aan een