40 EERSTE UITROEIING DER INDIANEN. VERDERE ONTDEKKINGEN.
bij de geestelijkheid, en wel bij de orde der Dominicanen, die niet zonder levensgevaar
voor de onderdrukten in de bres sprongen.
De meest onvermoeide strijder voor de belangen der inboorlingen was wel de priester
Las Casas, een edel menschenvriend, die zijn eigen slaven vrijliet en een eigen kolonie
stichtte, om de Indianen tot deugdzame, werkzame menschen te vormen, een poging
die, helaas! niet gelukte. Nadat hij onderscheidene malen naar Spanje gereisd was’
om voor de verbetering van den toestand der inboorlingen te'ijveren, en eindelijk
de kroon moest optreden, om aan de vreeselijke sterfte onder de Indianen paal en
perk te stellen, doch tevens om de plantages en goudwasscherijen van arbeiders te
voorzien, kwam men op het denkbeeid, de Sterke Negers, die aan het heete klimaat
en aan zwaren arbeid gewoon zijn, uit Afrika naar Amerika te vervoeren. Zoo
ontstond de afschuwelijke slavenhandel, die de Indianen niet van den ondergang
gered heeft-, voor Afrika een gruwel geworden is, doch die aan Amerika een nieuw
volkselement heeft toegevoegd, dat er later niet zonder beteekenis zou blijven.
-i- ¥
Van de West-Indische eilanden zetten de Spanjaarden hun ontdekkings- en ver-
ovenngstochten voort naar het vasteland van Amerika. De berichten, die Gryalva
en zijn tochtgenooten omtrent de door hen bij een verkenning op het vasteland
gevonden rijkdommen medebrachten, deden bij Spaansche avonturiers de vurige
begeerte ontwaken, om het nieuwe goudland te onderwerpen. Hun avontuurlijke
zin en zucht naar goud dreef de Spanjaarden verder, en dit karakteriseert de geschie-
dems dier ontdekkingen.
Columbus had in 1502, terwijl hij längs de kust van Guatamala naar de landengte
van Darien zeilde, vruchteloos naar een doorvaart door Midden-Amerika gezöcht.
In 1508 betraden Pinzon en Diaz de Salis de kust van Belize; in 1512 ontdekte
Ponce de -Leon: Florida, en in 1513 zag de Balboa van de hoogten van Darien de
wateren van den Grooten Oceaan. In 1517 vond Cordova: Yucatan en in 1513 kwam
Gryalva voor het eerst in Mexico.
Fernando Cortez ondernam in 1519 een stoutmoedigen tocht naar Mexico, waar
Inj het aanzienlijk rijk der Azteken, een reeds hoog ontwikkeld volk van Amerikaansche
inboorlingen, die in grooten bloei en welvaart verkeerden, ten onder bracht en den
grondslag legde voor de Spaansche Kolonie Nieuw-Spanje.
Ook naar Zuid-Amerika richtten zieh de ontdekkingen en onderwerpingen. Columbus
was reeds in 1498 aan den mond der Orinoco gekomen, zonder te weten, dat hij het
vasteland van Zuid-Amerika ontdekt had. In 1500 ontdekte Pinzon en weinige
maanden later de Portugees Cabral, door een storm beloopen, Brazilie, welks oostkust
van 1500—1503 door Amerigo Vespucci (naar wien Amerika genoemd is) en Gonzalo
Coelho tot ten zuiden van den keerkring werd gevolgd en waar men in 1509 tot
La Plata doordrong. Aan Magelhaens gelukte het in 1519, längs de Patagonische
kust naar het zuiden voortdringend door de straat, welk naar hem genoemd is ten
zuiden längs Amerika tot in den Grooten Oceaan door te dringen.
Doch ook Spanje vervolgde zijn avontuurlijke veroveringen. Van de landengte van
Panama zetten Spaansche avonturiers hun veroveringen voort en kwamen längs de
westkust in 1524 onder Pizarro en d’Almagro tot ten zuiden van den aequator. In
1526 werd Peru door Pizarro bekend, met welks verovering hij in 1531 een aanvang
maakte. Het rijk der Incä’s, dat reeds tot een hooge ontwikkeling gekomen was,
werd een prooi van Spaansche avonturiers, en een tijdperk van onrust, onzekerheid
en twisten heerschte in dit gebied onder den invloed der Blanken.
De Spaansche bezittingen in Amerika strekten zieh op het vasteland uit van Peru
tot Mexico. In al deze gewesten ondervond men de nadeelen van de Spaansche
heerschappij, die overal te gronde ging. Wij zullen hierop terugkomen bij de be-
spreking dier gedeelten afzonderlijk.
* * 4«
De eigenlijke kennis en nadere aanraking tusschen Europa en Amerika ging uit
van Spanje en had betrekking op Midden-Amerika en de eilanden. Reeds vroeger
was echter een gedeelte van het werelddeel door Europeanen bezocht. De Scandina-
ONTDEKKINGEN IN NOORD-AMERIKA 41
viers of Noormannen hadden zieh reeds in de 10e eeuw op hun stoutmoedige tochten
over den Oceaan gewaagd en waren in 982 onder Erik Rauda of de Roode van
IJsland uit naar Groenland overgestoken, waar zij een kolonie gesticht hadden, welke
later 2 steden, 16 kerken, 2 kloosters en 100 gehuchten omvatte, en onder een eigen,
in Garde resideerenden bisschop stond. Van hier uit werd in het jaar 1000 ook
Vinland bezocht, waaronder men Labrador aan den mond der St. Laurens en het
land tot de Hudson heeft te verstaan. De bloeiende Groenlandsche kolonie in Noord-
Amerika werd in de middeleeuwen door de Eskimo’s en andere oorzaken verwoest.
Deze ontdekking van Amerika evenwel ging verloren en bepaalde zieh ook slechts
tot het uiterste noorden, zoodat de eer van de eigenlijke ontdekking van het werelddeel
aan Columbus blijft toekomen.
In Noord-Amerika werden de ontdekkingen het eerst verricht door Sebastian Cabot,
die in 1497 New-Foundland, dat hij naar den rijkdom van kabeljauw »Terra de
Bacalao” noemde, en in 1498 Labrador en de kust van het vasteland tot Florida
ontdekt had.
Bij het zoeken naar de noordwestelijke doorvaart längs het noorden van Amerika,
vond Cabot in 1517 de Hudsonstraat, en in 1524 vond de Florentijn Giovanni
Verazzano, die in opdracht van Frankrijk aan de oostkust van Noord-Amerika naar
een doorvaart zocht, in 1525 de Hudson-rivier.
Aldus was de oostkust van Amerika grootendeels bekend geworden.
Toch duurde het nog langen tijd, voor de Europeanen zieh in Noord-Amerika
vestigden. De boschrijke gewesten, door oorlogszuchtige Indianen bewoond, die Cabot
had leeren kennen, wekten geen groote verwachtingen op bij de goudzoekende Europeanen.
De berichten van Spanje omtrent de goudlanden hadden de oogen verblind
en aan een eigenlijke kolonisatie werd aanvankelijk niet gedacht.
De eerste poging hiertoe geschiedde door Engeland onder koningin Elisabeth,
in 1585, toen Walter Raleigh met eenige honderden kolonisten op het eiland
Roanoke aan de kust van Noord-Carolina landde, welk land hij den naam Virginia
gaf naar zijn maagdelijke koningin. Toch hadden deze en volgende volkplantingen
geen belangrijke gevolgen, en eerst na 1606 ving de eigenlijke kolonisatie van Engeland
uit naar Virginia aan. De kolonisten drongen als echte pioniers van hier uit
in het binnenland door en voerden weldra een bloedigen strijd met de Indianen-
stammen, die hier rondzwierven of meer vast woonden. En sedert leverde de ge-
schiedenis van den strijd tusschen het blanke en het inboorlingen-ras het tooneel van
een voortdurend terugwijken van het laatste, doch niet dan na ernstige krachtsinspanning.
De geschiedenis der verbreiding van de blanke bevolking in Amerika bespreken wij
later; het bovenstaande diene slechts tot inleiding der betrekking tusschen Blanken
en Indianen.
In Zuid-Amerika was het hoofdzakelijk het Romaansche element uit Europa, dat
hier_ koloniseerend optrad. De ligging van het grootste gedeelte des lands in de
tropische en subtropische luchtstreek maakte het minder geschikt voor de Germanen.
Echte kolonisatie had hier op veel geringer schaal plaats, en het grootste gedeelte
van het binnenland bleef daar meer aan de Indianen overgelaten dan in Noord-
Amerika. Daardoor vindt men in het zuiden van Amerika nog de meeste inboorlingen
in den natuurstaat, waar zij in den laatsten tijd nader bestudeerd werden.