gebleven vrouwen tatoueeren gelaat en armen. In het gezicht worden gewoonlijk
twee strepen, parallel met de oogleden geteekend.
De Eskimo’s in Labrador dragen over ’t geheel dezelfde kleeding als die in Groenland |
de slof bestaat echter meestal uit rendierhuid. Bij het varen in de kajak dragen
beiden een jak u i t . gelooid zeehondenvel, welks onderste gedeelten de jager zoo
dicht in de ronde opening van de boot stopt, waarin hij zit, dat het binnendringen
van water onmogelijk wordt. De mannen dragen meestal lang haar, dat boven het
voorhoofd pony-achtig. geknipt is.
Het aantal Eskimo’s op West-Groenland wordt op 10,000 ä 11,000 geschat; op de
oostkust van Labrador moet hun aantal ongeveer 1500 bedragen. Dezen zijn meest
allen Christenen en hebben daardoor veel van hun oorspronkelijke zeden en gewoonten
verloren, die bij de westelijke Heidensche Eskimo’s nog worden aangetroffen.
De winterhuizen in Groenland zijn, daar het hout per schip uit Denemarken moet
aangevoerd worden, zeer klein en grootendeels in de aarde gebouwd. In een enge
ruimte wonen eenige familien bij elkander en daardoor is ’t er dikwijls zeer onzindelijk.
Labrador levert zelf hout en hier worden de hutten meestal door edn familie
bewoond en boven den grond gebouwd. De ingangen zijn steeds aan den zuidkant;
een uit aarden en zoden gebouwde en overdekte gang, welks bodem iets lager ligt
dan die van het huis, vormt den toegang. Tegenover den ingang, een halve meter
hoog, vindt men de gemeenschappelijke slaapplaats, met veilen bedekt. Aan beide
zijden aan de wanden vindt men toestellen, waarop het groote, met traan gevulde
vat staat; de traan dient tot verlichting en verwarming. De kousjes in de brand-
toestellen worden uit mos vervaardigd. Boven de brandstellen vindt men gelegenheid
om te koken, te drogen, enz.
Doch zoodra de lente in deze gewesten doordringt, de „pennak”, zooals zij zeggen,
dat is in Juni en Juli, verlaten de Eskimo’s hun wintertent en betrekken zij de uit
zeehondenvellen gemaakte zomertent. Het dak en de uit zeehonden-darmen gemaakte
vensterruiten worden weggenomen, om de ruimte te luchten, geen overbodige zaak,
daar de hut gedurende den winter niet gereinigd -is, terwijl nu eerst alles hersteld kan
worden. Zoodra hiervoor gezorgd is, pakt men al het huisraad in de „umiaks”, d. i.
groote booten van hout met zeehondenvel overdekt en tot 40 voet lang. Hiermede
roeit men längs de kust, om aan te leggen in een fjord, waar men verwacht rendieren
te kunnen jagen en forellen te vangen. Als . er meer buit gemaakt wordt dan men
direct gebruiken kan, wordt het overschot gedroogd en in kuilen bewaard, die men
door steenen äfsluit, om de vossen-er af te houden.
Gedurende deze reizen roeien de vrouwen en meisjes de „umiaks”, terwijl de
mannen in hun „kajaks” rondzwerven, om zeehonden en dergelijke dieren te bemächtigen.
Des avohds tracht men op een geschikte plaats te landen; de tenten worden
opgeslagen, de maaltijd wordt bereid en men overnacht, om waarschijnlijk den
volgenden morgen verder te trekken, tot eindelijk een geschikte plaats voor het
zomerverblijf gevonden is, waar men het zomerleger kan vestigen.
Niet overal reizen de Eskimo’s aldus. Waar zieh-in Groenland Europeesche kolonien
gevestigd hebben, die handel met de-inboorlingem drijven, trekken zij in den zomer
niet meer rond, maar houden zij zieh gaarne op in de nabijheid dier nederzettingen.
Evenwel betrekken zij ook hier in den zomer hun tenten, om de winterwoningen te
herstellen.
In Labrador daarentegen verlaten bijna alle Eskimo’s in den zomer de handels-
stations der Hudsonsbaai-Oömpagnie; om, naar de fjorden te trekken, ten einde
rendieren en forellen te vangen, die er nog vele zijn, en op de landpunten robben
te jagen, waarvan enkele jagers er somtijds 200. bemächtigen. De meeste zeehonden
worden echter in den herfst buit gemaakt, als het ijs zieh weder vormt.
De zomertent der Eskimo’s van Labrador gelijkt in den vorm meer op een Indiaansche
hut, doch is ook, evenals in Groenland, hoofdzakelijk van zeehondenvel gebouwd.
Ook gebruikt men in Labrador , veel houten booten, die in New-Foundland gemaakt
worden.
* * *
De Eskimo is bovenal jager en visscher. Het rendier, dat in de Oude Wereld getemd
is en tot een huisdier werd gemaakt, vormt voor den. Eskimo een doel vandejacht.
De plantenwereld levert in hun land bijna niets en aldus hangen de Eskimo’s in
hun voedsel geheel en al af van de voortbrengselen der jacht. Daardoor zijn zij zeer
bedreven jagers en worden hierin door hun eigenaardige wijze niet geevenaard.