258 TEMPELS. RELIGIEUSE CEREMONIfiN. MENSCHENOFFERS.
Overal m de steden en in de huizen vond men afgodsbeelden; de enkele stads-
kwartieren en straten hadden afzonderlijke godenbeelden; ook bij de slaapplaats en
voor de huisdeuren plaatsten zij godenbeelden.
, temP^!s ln Mexico was groot; zij werden „teocalli” genoemd. ledere
bodheid had haar bijzondere tempels en priesters; yele tempels waren zeer onaan-
zienhjke gebouwen, doch de hoofdtempels waren trotsche bouwgewrochten die de
veroveraars m verb.azing brachten. De onderbouw der „teocalli” van Cuema-
vaca neemt de ruimte in van een stad van 20,000 inwoners en is op een hooge rots
gebouwd. 1 8 ■
Gewoonlijk waren de tempels uit aarde en steen gebouwd, in den vorm van Pyramiden
meestal vier verdiepingen hoog; de top was toegankelijk door een soort van
wenteltrap. Boven vond men een 40—50 voet hoogen toren, waarin de statuen der
goden bewaard werden ; voor dezen toren, het eigenlijke heiligdom, lag de offersteen.
Op de altaren brandde voortdurend het heilige vuur, zijn hellen lichtgloed bij avond
over de stad werpend. Tot aan de verste straten der voorsteden drong de vuurschijn
van de 3000 tempels der Aztekische hoofdstad door.
Vele der religieuse eeremonien waren van verheven aard. Zij bestanden in nationale
gezangen en dansen, doch daar beide geslachten er aan deelnamen, ontaardden zij
met zelden. Processies van vrouwen en mannen, met guirlandes getooid, trokken
door de straten, terwijl op de altaren enkel bloed van geofferde dieren geplengd
werd. Deze vreedzame feesten stamden uit de tijden der Tolteken. Doch in den
aanvang der veertiende eenw werden menschenoffers ingevoerd bij de Azteken en
gedurende twee eeuwen hielden deze stand. Aanvankelijk slechts zeldzaam, werden
beslot°e gW h0® talrÖker en eindelijk werd elk feest met zulk een gruweldaad
Het aantal der op deze wijze geslachten is buitengewoon groot; geen opgave noemt
het aantal minder dan twintig duizend per jaar, yolgens sommigen zou het vijftis
duizend bedragen. Bij bijzondere gelegenheden, zooals de huldiging van den koning de
inwijdmg van een grooten tempel, was het aantal menschenoffers buitengewoon aroot.
Bij de mwijdmg van den grooten tempel van Huitzilopochtlr in 1486 zouden 70 000
personen aan den gruwelijken god geoflferd zijn. Al zijn deze cijfers ook overdreven,
groot is m elk geval het aantal offers geweest. En allerlei gruwelen werden daaraan
verbonden bij groote feesten.
De priesterschap vormde in Mexico een zeer talrijk lichaam, dat van grooten
mvloed was op het staatsbestuur. Geen oorlog werd ondernomen zonder de toestem-
ming der priesters. Hun aanzien was z66 groot, dat ook de leden der koninklijke
tamihe dikwijls tot den priesterstand toetraden; de meest ontwikkelde en geleerde
mannen behoorden hiertoe. Doch door hun uiterlijk maakten de priesters op de
spanjaarden een afschuwwekkenden indruk, evenals de tempels. De tempels waren
met bloed besmeerd, door rook gezwart en vol lijkenlucht; de priesters, met hun
fe vcrward haar, dat niet gekamd, noch gekapt werd, met hun lange nagels,
vertden zieh elken morgen zwart en wreven zieh met oker in, welke zii later
afwaschten. Daardoor zijn zij in het beeldschrift steeds kenbaar aan hun grijs-
zwarte kleur. ° J •
De priesters moesten de offers brengen op verschillende uren van den dag en des
nachts het heilig vuur onderhouden, wierook branden, den loop der hemellichamen
nagaan, den kalender opmaken en waarzeggen; zij bewaarden zaken van religieusen
aard m beeldschrift, dat zij kenden, moesten de jeugd leeren, enz. Velen bleven
ongehuwd en mochten geen omgang met vrouwen hebben; zij leefden eenvoudig
volgens strenge regels. Jonge priesters onttrokken dikwijls bloed aan eenig lichaams-
deel door msteking met doornen, nl. uit vingers, ooren, lippen, de geslachtsdeelen
enz.; dit moest een boete beduiden, en trof het deel des lichaams, waarmede zonde
bedreven was,
Copalrook deed de priester bij alle cultusoefeningen vooraf opstijgen; bij op- en
ondergang der zon geschiedde dit geregeld, op den middag en te middernacht, en
met muziek werd dit aangekondigd.
OORSPRONG DER MEXICAANSCHE BESCHAVING. 259
Wij hebben ons iets langer bij de beschavingstoestanden van het merkwaardige
volk van Mexico opgehouden, omdat wij daardoor iets omtrent de oorspronkelijke
beschavingstoestanden van Amerika wilden leeren kennen. Bij de overige bewoners
van Midden-Amerika mögen wij niet aldus in bijzonderheden stilstaan, omdat ons
bestek daardoor overschreden zou worden. Hoewel daarvan verschallend in vele
bijzonderheden, komt toch ook hier de beschaving in algemeen karakter met die
vaa Mexico overeen. •
De oorsprong der oorspronkelijke Amerikaansche beschaving is een belangrijk
vraagpunt, dat de onderzoekers lang heeft beziggehouden. Wij wezen daarop reeds
met een enkel woord op pag. 11 van dit deel. Thans willen wij die vraag bespreken,
hoofdzakelijk aan de hand van de meeningen van Prof. Seler.
De overeenkomst, welke men tusschen de Amerikaansche oorspronkelijke cultuur
en die der Oude Wereld vond,, heeft aanvankelijk aanleiding gegeven, er een zelfden
oorsprong voor aan te nemen. Allerlei hulpmiddelen en hypothesen zijn te baat
genomen, om aan te toonen, dat de Amerikaansche beschaving uit de Oude Wereld
afkomstig zou zijn. Men heeft soms de veronderstelling geopperd, dat het oude
verhaal van Aristoteles, als zouden eenige schepen der Karthagers vele dagreizen
door de zuilen van Hercules naar het westen gevaren zijn en eindelijk de Nieuwe
Wereld gevonden hebben, op waarheid berust, een meening, die tegenwoordig wel
door niemand meer zal worden aangenomen. Eyenmin zal het verhaal van Plato,
omtrent „Atlantis”, het land, dat tusschen de Oude en de Nieuwe Wereld zou
gelegen hebben, met ernst kunnen opgevat worden, om de afkomst der oude Amerikaansche
beschaving te verklären als uit de Oude Wereld afkomstig.
In meer beslisten vorm is een afkomst uit het westen uitgesproken geworden.
In oude Chineesche annalen is dikwijls sprake van het land „Fu-sang” dat 1200 li
ten oosten van den „grooten Han” zou gelegen zijn. Door Guignes in de vorige
eeuw, en later door anderen, werd het vermoeden uitgesproken, dat dit land Mexico
zou zijn. Doch ook deze veronderstelling heeft geen stand gehouden. Fu-sang toch
was een land, dat den Chineezen vanouds bekend was, welks producten worden
genoemd, welks zeden worden geschilderd, en deze waren over ’t geheel van Oost-
Aziatische natuur, terwijl de vorsten en edelen met Koreaansche titels worden
aangeduid. Yolgens Prof. Schlegel moet onder Fu-sang een der eilanden in het
noorden van Japan verstaan worden, in geen geval Mexico of eenig ander gedeelte
van het Amerikaansche continent.
Die pogingen, om de beschaving der Amerikaansche inboorhngen van den vreemde
a f te leiden, zijn des te merkwaardiger, zegt Seler, daar niemand er aan denkt, de
beschaving der Chineezen van de Egyptenaren af te leiden of den aanvang der
Oud-Indische beschaving bij de Chaldaeers te zoeken. Wanneer, men nu de tradities
der Mexicanen nagaat, dan wijzen die er op, dat hun vporoitders als jagerstammen
uit de steppen of prairieen van het noorden zijn gekomen. Doch eveneens vindt men
er overleveringen, die melden, dat de oude bewoners van Mexico van een eiland of
over zee zijn gekomen, zoodat alle hypothesen eenigen steun vinden bij de overleveringen.
Dit neemt niet weg, dat er in de tradities des volks gewoonlijk een
kern van waarheid ligt, vooral in die, welke afstammen uit den tijd, toen novellen
dichten nog geen beroep was.
Zoo stemt- de overlevering met de taalvorschingen overeen, dat de Mexicaansche
stammen eens veel verder verbreid waren naar het noorden, en dat de Schoschoni-
stammen tot dezelfde familie behooren. D a a r. ook de natuurlijke gesteldheid des
lands een voortdringen van het minder bevoorrechte noorden naar het zuiden het
waarschijnlijkst maakte, is het niet onwaarschijnlijk, dat de vroegere woonplaats der
Mexicanen noordelijker lag, en men kan onderstellen, dat in de Mexicaansche overlevering
die herinnering voortleeft. Men moet echter aannemen, dat de scheiding
van die stammen in het noorden reeds zeer vroeg moet hebben plaats gevonden:
daardoor alleen is het verschil in taal en beschaving verklaarbaar. Want de beschaving
der Mexicanen Staat zooveel hooger dan die der noordelijke stammen, dat niet dan
na eeuwen deze hoogere ontwikkeling zieh kon ontplooien.
Het geheele beeid, dat de Mexicaansche cultuur ons aanbiedt, is inderdaad met
de natuur des lands verbonden en daaruit gedeeltelijk voortgekomen. Wel moet die