De woningen der Creolen hebben den oud-Romeinschen grondvorm, welken de
" aar , 7 ?bben overgebracht. Door een groote deur korat men op een
r bl,nnenPlaats> dle aan aJ le kanten door een zuilengalerij is omsloten, en in
Tafprff I 1 , f W?°nlljk ®en ,fontein klatert< omringd door bloemvazen. Op die
komen alle deuren der kamers uit. Aan de straatzijde ligt de zaal, waarin
men bet beste huisraad, een Spiegel; hoektafels met bloemenvazen, een heiligenbeeid
in een zilveren ms . en dergelijke vindt. Aan het eene eind der zaal, waar deuren
met vensters gevonden worden, vindt men de zitplaats der vrouwen, en verder staan
er stoelen dangs de wanden. Een tweede deur, tegenover den ingang, leidt van de
bmnenplaats naar een tweede plein, eveneens door gebouwen omringd, welke dienen
in°üp i i ’ s7 uPrn’ enz- Aldus zijn in ’t algemeen de huizen met een verdieping;
de steden vindt men thans reeds Veelal huizen met meer dan een verdieping en
komen er ook andere bouworden in zwang. i g en
, de Spaansche taal bewaard heeft, zijn daarentegen vele Spaansche
karaktertrekken door hem afgelegd. In den loop van een drietal eeuwen hebben
karaktere 7irSh°p- ' °H °P Ü !f,w?aersu>tSeoefend, en daardoor heeft het Spaansche
zach^e klimont rf ig °ntW]kkeId- De rijke natuur, de heldere hemel en het
Hp Prpnii^ ’ zondar de strei?ge winters, die het binnenland van Spanje kent, hebben
verwend en eemgszins verweekelijkt; den levendigen geest en den
romantischen zin der Spanjaarden heeft hij echter bewaard.
De smaak voor stierengevechten, uit Spanje ingevoerd, is hier algemeen- elke stad
van eemge beteekems heeft een ,,plaza de toros”. Veelal ziet men nog de Mexicanen
met een pistool m den gordel. D
* * *
n-p?p Ipdlallea hebben zieh in Mexico het best staande gehouden in de tropische
dezen Eid “ t„ waar zij nog gedeeltelijk hnn zeden hebben bewaard tot
dezen tyd. In de breede dalen van het hoogland en op de plateaux met hun steden
en hacienda s of groote landgoederen hebben de Spanjaarden zieh als heeren des
ands gevestigd, en van hieruit werd de inboorlingenbevolking meer en meer het
nationaal karakter ontnomen Evenwel is ook hier van de oorspronkelijke bevolking
¡ B l l S S f e l l g t * bewaard, zij het ook, dat die door den lageren sociale!
™u W 7 h » i i \ i B B h E I menigten leven de Indianen in de staten
van het zuidehjke hoogland en de wilde bergstreken, en daar vormen zij ook een-
aanzienhjk contingent van mijnwerkers. Als eigenlijke Indianenstaten, waar de
Mn n’ bevolking der Azteken, Cuitlateken, Mizteken, Zapoteken, Tarasca’s,
m i n°g 7 7 meerderheid • is, zijn te noemen: Michoacan, Guerrero,
uaxaca, Lhiapas, Tabasco, Campeche cn Yucatan. Betrekkeliik volledig verdwenen
i T i J I l“ b4 ' het waar a,leen de berggewesten nabij de grens des
NW -6 ,van de ,wilde Apachen en Comanchen zijn gehleven. In het
kkuummma-rnaVs, Hlep e®hluearrnaa ,sM ea.d rae. Vlndt men nog overblijfselen der Yaquis, Yuma’s,’ Tara-
fIadianei;sta7 7 ea in Mexico zijn de aanzienlijkste de Maya’s, Azteken met
de Cuitlateken, Zapoteken met de Mizteken, de Tarasko’s, de Othomies en de
AWOne" ’ behalve in het schiereiland Yucatan, in het grootste
hphh!. V j 1? 1'Amerika; op de ruinen van hun vodr-Columbische bouwwerken
Ha H'-J' ife-H H6 a,aa ,ac gevestigd. De Zapoteken vormen in den Staat Oxaca
de meerderheid; de Azteken op het Zuid-Amerikaansehe tafelland; de Tarasko’s en
hebben hun woonplaats op de Sierra’s, die het Zuid-Mexicaansche tafelland
° en en de Pimas, Opatas, Tarahumara’s, Yaqui’s en Yuma’s vormen, als de
oorspronkelijke bewoners van Noord-Mexico, den overgang tot de zoogenaamde Pueblo-
JLnaianen (zie pag. b4).
In uiterlijk wijken deze stammen niet zoo veel van elkander af als in de talen •
het schijnt dus, dat de physische eigenaardigheden zijn versmolten, terwiil de talen
in stand zijn gebleven. Het slanke, zwarte haar en de uitstekende wangbeenderen
hebben de Mexieaansche Indianen met die van Noord-Amerika gemeen; de huidkleur
is nu eens lichter, dan weer donker geelbruin, de lichaamslengte is semiddeld klein
de schedelvorm mesocephaal, de neus zelden gebogen. De pasgeboren kinderen
hebben lichter huidkleur dan de volwassenen, en een- merkwaardigheid is het, dat
het Indianenkind met dichten haargroei geboren wordt, terwijl een kale schedel
zelfs op hoogen ouderdom schier' onbekend is.
Het karakter der Mexieaansche „Indios mansos”, d, i. „tamme Indianen”, zooals
de Spanjaarden hen noemden in tegenstelling met de wilden, kenmerkt zieh door
ernstig, melancholisch zwijgen. De Indiaan legt in zijn handelen gaarne iets geheim-
zinnigs; in zijn onbeweeglijke trekken openbaart zieh zelden de hartstocht, die in
het binnenste bruist. Gewoohlijk is hij matig,. gemakkelijk door hooger staanden,
bijzonder door geestelijken te leiden; daarenboven indolent, zonder phantasie, traag,
onwetend en bijgeloovig. Het Katholicisme is slechts een sluier, waarachter hij zijn
heidensch bijgeloof verbergt; zijn oude goden zijn overwonnen, maar niet dood. De
.vormen en ceremonien van het Katholicisme neemt hij gaarne over, maar behoudt
daarbij ook nog veel van den ouden cultus. Daarbij treft het, dat in de religie der
Aztekische voorouders het zoenoffer door bloed een hoofdrol speelt en het Christendom
daarmede een analogie biedt; in plaats van het menschenoffer kwam de aan ’tk ru is
genagelde op het altaar.
Reeds als kind draagt de Indiaan karaktertrekken van den grijsaard; zelfs zijn
vreugde heeft een uitdrukking van droefheid, en zijn smart lijdt hij somher en
zwijgend. Met gekromden rüg, zonder een vrijmoedige, trotsche houding, rieht hij
meest den blik naar de aarde. De omstandigheden zijner nationale geschiedenis
hebben dien karaktertrek versterkt. Tegenover den Blanke is de Indiaan schijnbaar
zacht en onderworpen, maar hij weet op zijn beurt zijn wraakzucht bot te vieren.
Hij heeft geen aanleg, om iets uit te vinden, doch een merkwaardig talent tot
navolging, en dat doet hij met onuitputtelijk geduld; daarom is hij uitnemend geschikt
tot het verrichten van handwerken. Aardewerk, zilverwerk en filigraanwerk van
hen zijn beroemd.
Hoewei de Indianen staatkundig gelijkgesteld zijn met de overige bewoners des
lands, staan zij toch in werkelijkheid daarbij ten achter, evenals de Negers in Noord-
Amerika. Indiaanseh bloed in de aderen te hebben, wordt als een schände beschouwd.
Zooals in Pruisen eens de mensch in de maatschappij begon met den baron, zoo
houdt in Mexico de mensch op met den Creool: wat daarbeneden Staat, behoort
niet tot de „gente decente” van Mexico. Dit sluit niet uit, dat ook uit de Indianen
bekwame lieden in Mexico zijn voortgekomen.
Bovenal zijn de Indianen landbouwers, tuinders, enz.; in de gebergten en op de
kuststreken leggen zij plantages aan. Velen op de hoogvlakten geven er de voorkeur
aan, als daglooners op de groote landgoederen der Creolen te werken; dan krijgen
zij een woning, een vaste hoeveelheid mais en een dagloon in geld, wat hun nog
voordeeliger of althans gemakkelijker is.
* $ *
Wij moeten nog nader stilstaan bij de Mestiezen, die een aanzienlijk deel
uitmaken van de bevolking. De eigenlijke Mestiezen zijn nakomelingen van een Blanken
vader en een Indiaansche moeder. In een tijdruimte van drie eeuwen ontstond hier een
aanzienlijk aantal van deze vermengingen, welke zieh voortzetten door vermenging der
Mestiezen onderling en door kruising wederom met Blanken en Indianen. Hierdoor
vindt men bij de Mestiezen alle denkbare overgangen van kleur en ras.
De Mesties heeft in zijn wezen iets origineels; hij vertegenwoordigt een volkseigen-
aardigheid, die in het oog springt. Terwijl de Creool zijn stamvader, den Spanjaard,
tot voorbeeld nam en dezen zooveel mogelijk in alles navolgde; terwijl de Indiaan in
stilte nog veel van de nationale eigenaardigheden bewaarde, is de Mesties Mexicaan
in zijn geheele wezen. De Creool op het land neemt zelfs meer van zijn eigenaardigheden
over dan omgekeerd.
De Mesties is slank van bouw; de gelaatskleur is niet blank en evenmin koper-
kleurig, maar lichtbruin, zoodat het rood een weinig in het gezicht doorschemert.
Hij heeft zwart, dicht haar, zacht op het gevoel; zijn donkere of bruine oogen zijn
levendig en vol vuur. De gebogen neus is het erfdeel van zijn vader, evenals de dichte,
zwarte bakkebaarden; daarentegen heeft hij de witte tanden en den kleinen voet aan
zijn Indiaansche moeder te danken. In zijn uiterlijk heeft hij wel iets van een Arabier.