354 MET DE BOLAS OP DE JACHT. STRUISVOGELS.
geven zieh naar de plaats, waar zieh een kudde guanaco’s bevindt. Wanneer zij den
een of anderen met gras bezetten heuvel hebben uitgekozen, begeeft de helft der jagers
zieh vooruit; dezen stellen zieh iets verder op, terwijl de anderen de guanaco’s
zachtjes Daar hun welbekende weide dryven.
Zoodra de dieren op de heuvelhelling zijn, verspreiden de jagers zieh en sluiten hen in
een halven cirkel in, snellen dan vooruit en drijven de kudde den heuvel op Nauwelijks
hooren de vooruitgezonden J a g e r s aan de andere zijde het geschreeuw, of zij
verspreiden zieh op dezelfde wijze, zoodat nu de heuvel door twee troepen geheel
wo™ \ ingesloten en de guanaeo’s zieh aan alle zijden door vijanden omringd zien.
Wat de bolas vermag, blijkt vooral uit de jacht op den rhaea of Amerikaansehen
•Struisvogel. Deze vogel is niet minder snel en listig dan de wäre Afrikaansche
EEN PATAGONISCH DOBP.
struisvogel en zonder den bolas zouden de jagers nauwelijks in Staat zijn, hem te
bemächtigen. Bij de jacht op dezen vogel bezigen de Patagoniers een Iist als bij bet
vangen der guanaco s. Zij weten, dat de rhaea met den guanaco de neiging deelt,
om verward en besluiteloos in zijn bewegingen te worden, wanneer hij geliiktiidig
van tegengestelde richtingen opgejaagd wordt. Zij trachten daarom de kudde te
omringen en in te sluiten, of twee.of drie hunner vallen het dier van verschillende
zijden aan, drijven het eerst naar den eenen en dan naar den anderen kant, zoodat
de vogel zoo in de war geraakt, dat hij niet besluiten kan, in edn richting door te
loopen en door zijn buitengewone vlugheid aan zijn vijanden te ontsnappen, maar
binnen het bereik van den bolas komt, waardoor zijn lot spoedig beslist is.
De jägers weten daarenboven, dat de rhaea, evenals het geheele struisvogel-geslacht
en inderdaad als vele wilde dieren, altijd tegen den wind in loopt. Zij kunnen daarom
WONINGEN. SLAAPPLAATSEN. RINDEREN. VROUWEN. 355
licht vooraf bepalen, welke richting de vogel zal nemen, en snijden dus zijn terugtocht
a f door twee of drie ruiters verscheidene mijlen aan de windzijde te . sturen.
Het mag voorzeker merkwaardig genoemd worden, dat de Patagoniers geen bedwel-
mepden drank schijnen uitgevonden te hebben. Spoedig evenwel leeren zij rum en
andere geestrijke dranken op prijs stellen; zij bedwelmen zieh gaarne, als zij maar
kunnen, doch verkrijgen alle gegiste en gedisti lleerde dranken van de Blanke hande-
laars; zij. fabriceeren ze niet zelf. Zij hebben een soort van verkoelenden drank,
vervaardigd van het sap van berberissen, met water gemengd, doch hij wordt in zijn
natuurlijken toestand gedronken en is niet gegist.
De woningen der Patagoniers verschillen van die der Vuurlanders. Terwijl de hut
der Vuurlanders voornamelijk uit stokken en takken bestaat, worden door den Patagonier
de stokken en staken gebruikt als een geraamte, om er de huiden op uit te spreiden.
Deze hutten, door de Spanjaarden „toldos” en door de Patagoniers „koeien” genaamd,
hebben verschillende afmetingen. Doorgaans zijn zij weinig meer dan sehuin afloopende
loodsen, van voren zes of zeven vöet hoog, en van achteren slechts twee voet. De
lengte van elke toldo bedraagt ongeveer twaalf voet en haar breedte ongeveer negen
voet. Daar öostenwinden bijna onbekend zijn in Patagonie, is de opening der hut
altijd naar het oosten gekeerd, terwijl de huidenbedekking dezer eenvoudige; tent
ondoordringbaar is voor wind en regen.
Dit is de gewone soort van woning, maar in sommige plaatsen wordt een grootere
noort: van hut gebouwd voor het opperhoofd ofden medieijn-man. Deze huizen hebben
een , spitsen gevel, een hoogte van ongeveer acht voet in het midden en loopen aan
iedere zijde schuin af naar den muur, die ongeveer vijf voet bedraagt. De hutten
dezer soort zijn nagenoeg vierkant en eer iets meer diep, dan breed. <.
• De slaapplaatsen dezer woningen zijn zeer eenvoudig en bestaan uit huiden, die
op den gr.ond uitgespreid worden. Andere huiden worden opgerold längs de wanden
der hut gelegd en dienen als peluws, terwijl de kinderen afgezonderd in een hoek
liggen en de honden aan de voeten hunner meesters slapen. De kinderen, die nog
niet loopen kunnen, worden gelegd in eenvoudige kribben, vervaardigd van vierkante
Stukken guanaco-huid, die aan de vier einden als hangmatten aan de sparren worden
opgehangen.
Qverdäg zijn de kinderen gebonden, of liever ingepakt in kribben van platte
planken, waarover eenige dünne stokken halfcirkelvormig gebogen worden. Het kipd
wordt tusschen twee stukken guanaco-huid geplaatst, in de krib vastgemaakt, en kan
op die wijze gemakkelijk gedragen worden. Zelfs wanneer de familie een ander
verblijf gaat opzoeken, hangt de moeder de krib aan den zadelboog, waarmede de
kleine best gediend schijnt te zijn.
Men stelle zieh nu daarom niet voor, dat de kinderen nalatig behandeld worden. Dit
is ;geenszins het geval, want de Patagoniers/ munten juist uit in liefde voor
hun kinderen en bederven hen eerder door te groote toegevendheid dan dat zij ze
onvriendelijk of hard behandelen. Dit gaat zoo ver, dat, wanneer een Patagonisch
opperhoofd ergens anders wil gaan wonen en zijn volk hem liever niet ziet vertrekken,
zij een zijner kinderen nemen, het alles toegeven en zeggen, dat hij het hun achter
moet laten. De liefhebbende vader kan het niet over zieh verkrijgen öf om zijn kind
te verlaten, öf het van het gezelschap van heh te berooven, die lief voor hem zijn —
en dus blijft hij bij zijn volk.
De toestand der vrouwen is zeer dragelijk. Wel is waar moeten zij hun geheele
leven hard werken, tenzij hun echtgenoot rijk genoeg is, om slavinnen te koopen, of
e r zieh van voorzien heeft op een strooptocht bij een anderen stam. Velen van die
slavinnen zijn afkomstig van de Vuurlanders, die niet schromen, zelfs hun bloed-
verwanten te verkoopen, als zij er goed geld voor kunnen krijgen. Zelfs de vrouwen
der opperhoofden zijn niet vrij van den arbeid, wanneer hun echtgenooten geen
slavinnen bezitten.
In het algemeen zijn de vrouwen getrouw aan hun echtgenooten, maar er zijn
gevallen, dat de vrouw, meenende siecht behandeld te worden, zieh een anderen
beschermer kiest. Is deze een mindere in rang, dan laat de gekrenkte echtgenoot
hem voor zijn beleediging boeten; maar is hij zijn meerdere, dan is hij gedwongen, zieh
zijn verlies te getroosten. Gewoonlijk evenwel leven man en vrouw gelukkig met