VOGELSCHIETEN. VANGST VAN VOSSEN. SLINGER.
mannen verdwenen is, en volgt den anderen, waarbij het dus binnen een paar passen
ran den noodlottigen pijl komt.
De pijl wordt ook gebruikt tot het schielen van vogels, die altijd zittend gedood
worden. Het noordsche sneeuwhoen wordt in grooten getale met den pijl gedood.
Zij pakken zieh dicht opeen, zoodat een pijl, in het wild op hen afgeschoten,
nauwelijks missen kan, een van hen te raken; de vogels zijn daarbij zoo onverschillig,
dat, wanneer de pijl onder hen neervalt, zij slechts eenige schreden verder vliegen
en zieh dan weder neerzetten, zoodat de jager zijn pijl kan oprapen enhemopnieuw
afschieten, totdät hij het grootste getal van den zwerm gedood heeft.
Teneinde het handgewricht tegen het terugspringen van de boog-
pees te beveiligen, draagt de Eskimo een zeer vernuftig uitgedachte
beschutting, samengesteld uit verscheidene stukken been, saam-
gebonden en bevestigd aan het polsgewricht met een beenen knoop
en lus. De stukken been zijn ongeveer vier centimeter lang. Onder
de polsbeschutting worden somtijds eenige zonderling gevormde
haken opgemerkt, die geen lokaas noodig hebben. Zij bewegen zieh
eenvoudig op en neer in het water, om de aandacht van den visch
te tr'ekken, en worden dan vlug naar boven geslagen, om den visch
op een der scherpe punten op te vangen. Er zijn verscheidene
soorten van dezen zonderlingen baak, doch de op de voorgaande
pagina afgebeelde zijn de eigenaardigste.
De vossen en mollen worden gewoonlijk in vallen gevangen. Er
zijn verschillende soorten van vallen, maar meestal worden zij naar
twee verschillende methoden gemaakt. De gewone val heeft zeer
veel van een gewone muizenval, behalve dat zij, in plaats van hout,
van ijs vervaardigd wordt. Zij is zoo lang en smal, dat een wolf er
zieh niet in kan omkeeren, maar om te ontsnappen achteruit moet
loopen. De deur is een zwaar blok ijs, dat op en neer beweegt in
twee inkepingen. Zij wordt opgehaald en in deze positie gehouden
door een lijn, die boven over de val heen gaat door een gat aan
het eind en dan losjes aan een pen bevestigd wordt. Nu maakt
men aan het einde der lijn een lokaas vast, en wanneer de wolf er
aan trekt, valt de deur neer en het_dier is in zijn gevangenis van
ijs opgesloten. Men maakt dan een gat in een zijwand der' val en
de wolf wordt afgemaakt op de piek, waar hij ligt.
Ook vossen worden in deze vallen ■ gevangen, maar de gewone
soort van vossenval is naar een andere methode vervaardigd. De
vorm dezer vallen gelijkt wel iets op dien van een kalkoven en de
opening is bedekt met een stuk baiein, dat het dier moet betreden,
om aan het lokaas te komen. Nauwelijks stapt het op het baiein,
of de veerkrachtige stof geeft mede, laat den vos in den val tuimelen
en neemt haar positie weder aan, gereed voor een ander slachtoffer.
Wij hebben reeds gemeld, dat vogels dikwijls met pijlen geschoten
worden. De Eskimo’s hebben een wonderlijk instrument, waarmede
zij vogels in de vlucht kunnen vangen, mits zij niet zeer hoog boven
den grond vliegen. Een dezer instrumenten, die wij vogelslingers
zouden kunnen noemen, is hiernaast afgebeeld. Het bestaat uit
VOGE LSLIXGER.
zeven of acht stukjes been of ivoor, of steen, welke laatste stof wegens haar zwaarte
boven de andere de voorkeur verdient. Aan elk dezer gewichten wordt een peessnoer
bevestigd van ongeveer twee voet en zes duim lang; al de einden der snoeren
worden bovenaan vereenigd en dit punt van vereeniging gewoonlijk met een bosjp
vederen versierd. Wanneer de Eskimo een vogel niet te ver van hem af ziet vliegen,
zwaait hij den slinger eenige malen rond zijn hoofd en slingert hem naar den vogel.
Bij het loslaten vliegen al de gewichtjes uit elkander, wegens de ronddraaiende
beweging, die er aan medegedeeld wordt, zoodat het wapen, op deze wijze uitgespreid,
een ruimte van vijf voet beslaat. Treft een der gewichten of snoeren den vogel, dan
wordt hij door den geheelen slinger ingewikkeld en valt hulpeloos op den grond.
Deze slinger is werkelijk een wijziging van den Patagonischen bolas.
BERENJACHT. BOOTEN DER ESKIMO’S. KAJAK. 27
Bij de berenjacht maken de Eskimo’s gebruik öf van den walrusharpoen öf van
de speer en dikwijls van beide. Zij zetten hun honden tegen den beer aan, en terwijl
deze bezig is hun aanvallen af te weren, die altijd van achteren gedaan worden, werpt
hij zijn harpoen naar hem en bevestigt het einde van de lijn aan het ijs, om den
beer te beletten te ontsnappen. Daarna valt hij het dier met een anderen harpoen
en zijn lans aan, en terwijl hij behendig de herhaalde aanvallen van den beer vermijdt,
stoöt hij het scherpe wapen in het hart van het dier.
De Eskimo’s dragen altijd de grootste zorg, geen jongen beer te dooden, alvorens
de moeder gedood te hebben. Gebeurt het, dat een hunner, door den honger gedreven,
zulk een roekeloos feit bedrijft, dan is de geheele troep, waartoehij behoort, verplicht
de grootste voorzorgen in acht te nemen, om niet door de moeder te worden aan-
gevallen, die ongetwijfeld hun spoor volgt. Zij gaan daarom vijf of zes mijlen in
rechte lijn voort en keeren dan plotseling zijwaarts, zoodat de beer bij zijn onstuimige
vervolging hun spoor bijster wordt. Zij herhalen deze kunstgreep verscheidene malen.
Wanneer zij hun huizen bereikt hebben, houden zij hun wapenen dag en nacht in
gereedheid, terwijl de sieden overeind rondom de huizen geplaatst worden. Deze
voorzorg moet dienen, om de slapers te waarschuwen. De beer vertrouwt de recht-
op staande siede niet en stoot haar altijd omver, alvorens het huis aan te vallen,
zoodat het geraas der vallende siede de slapers wekt en hen op hun hoede
doet zijn.
Op de wijze, als wij hier beschreven, hebben de vischvangst en de jachten der Eskimo’s
nog plaats in die gewesten, waar zij het minst met Europeanen in aanraking komen.
Waar dit wel het geval is, veränderen de toestanden reeds en worden Europeesche
wapenen, vuurwapenen o. a., gebruikt, waardoör de nationale methodes vervallen, niet
tot voordeel.van het volk, zooals wij zullen zien.
Wij moeten «thans een nadere beschrijving geven van de booten der Eskimo’s.
De booten der Eskimo’s worden onderscheiden als umiak en kajak. De umiak of
vrouweriboot der Groenlanders is vopral geschikt voor transport op grootere reizen,
van 6—8 meter lang, IM meter breed en van samengesteld maaksel, bestaande uit
kiel, zijwanden, dwarsbalken en roerbanken. De mannen vervaardigen het geraamte
der boot, de vrouwen het overtreksel, uit zeehondenvel bestaande. De roeispanen zijn
aan lederen riemen bevestigd; ook vindt men er een roer aan, om te sturen. Deze
booten vervoeren soms een 15 ä 20 lieden met tenten, huisraad en honden over
eenige honderden kilometers. Deze booten worden geroeid; zeilen kan men er niet
bij gebruiken, omdat zij dan licht zouden omslaan; alleen op enkele plaatsen in
Groenland en aan de noordoostkust van Azie worden zeilen gebruikt.
De jachtboot of mannenboot, de kajak der Groenlanders, is een der hoogste uitvin-
dingen der natuurvolken, het belangrijkste hulpmiddel bij de jacht op zee en de
vischvangst. Zonder ballast of kiel zweeft die als het ware over het water, doch
groote oefening en koelbloedigheid zijn noodig, om die te sturen. Overal in het Eskimo-
gebied vindt men de kajak, en de bedreven vaarder waagt zieh daarmede in een
zee, waar de golfslag een gewone boot uit elkander zou slaan.
Het geraamte der kajak bestaat uit een 3—4 meter lang, niet meer dan k meter
breed vaartuig, uit een 60tal houten of beenen krommers, die met pezen aan elkander
bevestigd zijn. Een overtrek van zeehondenvel overdekt het geheel, met uitzondering
van een ronde opening in het midden, waarin de roeier plaats neemt. Op de Aleuten
heeft de jachtboot twee ä drie openingen. Met de pelsvacht om de leden, en
,J de boot aansluitend, zoodat er geen water in kan doordringen, waagt de Eskimo
zieh hiermede op zee, lioe de golven ook om hem bruisen en hem over het hoofd
slaan. Werpspiesen heeft hij bij zieh op het dek, en wel zöö aangebracht, dat hij ze
gemakkelijk kan grijpen, om ze op zijn prooi te werpen.
De kajak der Aleuten verschilt ook hierin van de Groenlandsche, dat zij van voren
een spits onder en een boven het water heeft.
-“ e kajalts- zijn werkelijk een zeer doelmatige uitvinding der Eskimo’s. Zoo dragen
, n}®este vindingen en werken van dit volk het kenmerk van ijverigen, geduldigen
arbeid, in sommige gevallen zelfs van levendigen schoonheidszin. Als men daarbij