H O O F D S T U K XV.
N EW - F O U N D L A N D MET L A B R A D O R .
Het eiland New-Foundland, waartoe staatkundig ook het noordoosteliike kustland
Ö t Ä i i l t0V 0g î06 een «F -iehzelf staande Britsclm ^mloniej
aie met tot het Dominion of Canada is toegetreden. Het hoofddeel van deze kolnniè
et edand New-Foundland, 110670 K.M2. groot, m e t'202100 bewoners f l 8911
v e S e u r T nfnanzee1SafTaa?t n ^ V e -la“ d’ dat ^ t r o t s ig e kosten, door vele inhamrnen
Canada naar Furnna 'o ’ & Egging van de St. Laurensrivier, als voorpost van
oanada naar Europa, is m zoover günstig voor het verkeer, daar alle sroote
d S i j d e m 1Vaart jnen °P deze breedte den Atlantischen Oceaan naar Amerika
Dit voordeel wordt echter opgeheven door de zware nevels en misten die aan de
kouder®11 d ot! stronrn ™elvuldlg ,™0rk.0men, doordien de warme Golfstro’om met den
M g |e ° v t r i rm a k e n aanraklIlg * H R ^ - « - e n deze zeeën
¿ eeft te” gevolge> dat, door f,e groote scheepvaart op het eiland weinig de
nîet dat K M í H Z°U n0g meer of geheel Ergeten worden, ware het
voerde D e b a n k v a n 0 N T M gT * 5“ njkd°m Van visschen S l S l I r - i * ■ , . New-Foundland, ten oosten van dit eilande,n vroorbmbet ne emn eddeerzzaalimnil,
ezzeeeekkrreleeftttV, 1fennz ^.,h egnej-vgaenwgeesnt ewn,o rwdeana.r kabeljauw, zeehonden, doch ook haringen,
v e ^ rh n T l? noord" ei? zuid°ostkust van het eiland zijn heuvelachtig. Het binnenland
W a i i C Veel en vert00nt groote afwisseling. De bodem, uit oude rotsen
zwerfkelen îbouldeZl zwerikeien (boulders),B elPderls 1is1 d1e 3otrpepkethrveldaeknt e geeene nv ebeonumwoaearards.e , Dmoacha rd iasa rbneadaeskt tv imndett
men ook uitgestrektheden goede bouwlanden.
De oorspronkelijke bevolking van New-Foundland (zie pag. 63) is uitgestorven •
donaagreevneteerg eene n hheobnbdeenr dtIanld isatneerkn. van Nieuw-Schotland z ch hier ggeevveessttiiggda. Zz,hij zzhijnn’
68 O0Oh°h°SneWOnT S+ aa nTrhet ,eil“ d z«n van Engelsche en Iersche afkomst ; ongeveer
53 000 i i l ? Ü Ellgeische Hooge Kerk, 72,000 zijn Roomsch-Katholieken en
C a n ^ a de l • regJferlQgSV0™ i I grondtrekken dezelfde als van
Canada, de Britsche Regeenng benoemt den Gouverneur, die met de uitvoerende
macht is bekleed, terwijl een uitvoerende raad van 7 , een wetgevende raad van 15
i een^ a/ f evaardlgden' b.uis van 36 leden hem ter zijde staan.
//inn if ’ toen- bf t ®iland van Frankrijk aan Engeland overging, had het slechts
dmi i8 01W°909d;nn n 3:K7T ; in -18u°0:3 000; in 1845 : 98,700;m 1884:193,121 -1 ' ^ . . e bevolking lS hoofdzakelijk gevestigd aan de kust, vooral aan
rijk gelede zuidoostkust, die het dichtst nabij de visscherij-banken ligt. In het
“ d"d Strekt Z+1Ch groote gedeelten deJ oorspronkelijke wilderms nog uit. « s?» s s ± roa s s s *ori* » s (,¡,
De toestanden op New-Foundland zijn niet günstig; steeds was dit eiland een
Z T í l í w ,e’ Toen. Engeland zae, àat het met de kolonisatie niet goed
d isb an d « « 1ft 1 ’ een, Y1®?0 rij-station van het eiland te maken en de bébouwing
des lands zelfs te verhinderen. Eerst in 1820 werd aan de nederzetting aldaa?
toegestaan, zieh huizen te bouwen en grond te koopen. Gedurende de laatste halve
eeuw is het wel tot meerdere ontwikkeling gekomen, maar hoewel de nuttige delfstoffen
van het binnenland, koper en ijzer, van groot voordeel zijn en misschien in de
toekomst nog grooter voordeelen zullen opleveren, is toch de visscherij de hoofdtak
van bestaan gebleven. Ook de houtbewerking levert voordeelen op.
De staatsfînanciën echter verkeeren in geen günstigen toestand, en een poging,
voor enkele jaren aangewend, om zieh aan te sluiten bij Canada, mislukte.
Frankrijk heeft van zijn bezittingen in deze gewesten slechts twee kleine, rots-
achtige eilandjes overgehouden : Saint Pierre en Miquelon, ten zuiden van New-
Foundland gelegen, met bijna 6000 bewoners, meest Katholieken. Daarenboven heeft
Frankrijk in 1713 bij den afstand van zijn gebied aan Engeland het recht behouden,
dat zijn visschers op de banken van New-Foundland mögen visschen, een recht, dat
bij het verdrag te Londen, van 1818, behouden bleef, en waarop Frankrijk hoogen
prijs stelt. Deze visscherij-rechten van Frankrijk zijn evenwel oorzaak van voort-
durende twisten geweest door de overtredingen van rechten beiderzijds. De Fransche
visschers namen het dikwijls niet zoo nauw met de grenzen van hun rechten.
De visscherij bij New-Foundland wordt in Frankrijk volgens de wet van 22 Juli 1851,
welke tot 30 Juni 1901 verlengd is, eenigszins kunstmatig in het leven gehouden,
en levert dus geenszins de groote voordeelen op, welke van een dergelijk privilegie
zouden te verwachten zijn. Reeders uit Bretagne en Normandië nemen daaraan
bijna uitsluitend deel en genieten van den Staat aanzienlijke ondersteuningen, welke
men euphemistisch „encouragements” noemt. Deze bestonden o. a. in premies voor
elken vast verbonden matroos, zoogenaamde „primes pour l’armement”, een uitrus-
tingsbedrag, verder in het heffen van hooge invoerrechten van Noorsche en andere
aanvoeren van visch, terwijl men voor den uitvoer uit de Fransehe havens uitvoer-
premiën toekende. Voor dergelijke premien werden van 1885 tot 1889 per jaar twee
millioen francs betaald.
Die kunstmatige bescherming maakt den Franschen visschers hun taak licht,
maar daardoor zijn zij niet in Staat, de vrije concurrentie met Nooren en anderen
vol te houden, en op verbetering van het product legt men zieh niet voldoende toe.
Het is echter meer nationale ijdelheid dan praktisch voordeel, dat Frankrijk de
visseherij-rechten op deze banken in eere doet houden.
LITTERATUUR OVER NEW-FOUNDLAND.
H. Bonnycastle. New-Foundland in 1842. London, 1842.
Pedley. History of New-Foundland. London, 1863.
J. Moreton. Life and work in New-Foundland, Reminiscences of thirteen years
spent there. London, 1863.
James P. Howley. Geography of New-Foundland. London, 1877.
Harvey e t Hutton. New-Foundland, the oldest British Colony. London, 1883.
„ New-Foundland as it is. London, 1894.
Henri de l a Chaume. Terre-Neuve et les Terre-Neuviens. Paris, 1886.
Prowse. History of New-Foundland. London, 1875.