Maskers, die over de geheele aarde in de meest verschillende vormen en tot de
meest verscheidene doeleinden verbreid zijn, die ook bij de Indianen van Noord-
Amerika een belangrijke rol speelden, waren tot dusver nog weinig in Zuid-
Amerika bekend geworden. Evenwel komen zij ook hier voor. Alle stammen hebben
hun dansfeesten, alle hebben hun pantomimen, waardoor dieren worden voorgesteld,
en men versiert zieh met natuurlijke huiden en vederen, bootst de stemmen en
bewegingen na, en komt aldus vanzelf tot een eigenaardige vermomming, welke het
spei een typisch karakter geeft. De teehniek dier vermomming is zeer verschillend
bij de onderscheidene stammen. Elke stam, of liever elk dorp, heeft zijn eigen mas-
kerdans, doch in hun karakter gelijken de dansen in Brazilie veel op elkander.
Overal vindt men het rondloopen in een kring en het stootsgewijze gezang. Het is
wel opmerkelijk, dat de Bakalri’s voor dansen en zingen hetzelfde woord gebruiken.
Dat de maskers voor heilig gehouden worden, schijnt hier niet voor te komen.
Bijna alle stukken worden na het gebruik achteloos te r zijde geworpen.
Voor groote feesten vereenigen onderscheidene stammen of dorpen zieh tot dansfeesten,
waartoe zij elkander uitnoodigen. In den oorsprong van den dans ligt iets,
dat het deelnemen der vrouwen daaraan verbiedt. De dansen toch zijn onvrouwelijke
vermaken, uit het jachtvermaak voortgekomen. De vrouwen worden bij deze dansen
geweerd. Bij alle stammen wordt het lichaam tot den maskerdans met sehorten ed
mantels van stroo en gras omwonden. Hoofdversehillen vooral vertoonen zieh in de
versiering van het hoofd, doch bij alien is de betrekking tot dieren gemeenschappelijk,
De Nahaqua’s hebben een vischnet voor het gezieht, anderen stroovlechtwerkjthbuten
maskers enz. De figuur op pag. 317 geeft. een afbeelding van den vischnetdans, der
Nahaqua’s volgens Von den Steinen.
L it t e r a tu u r .
P a u l E h r en r e ic i i . Anthropologische Studien über die. Urbewohner Brasiliens;
vornehmlich der Staaten Matto Grosso, Goyaz und Amazonos. Braunschweig, 1897i
P. E h r en r e ich . Beiträge zur Völkerkunde Brasiliens. (Veröffentlicht aus dem
Königl. Museum für Völkerkunde. Berlin, 1891). -
K. F. Ma r t in s . Beiträge zur Ethnographie und Sprachenkunde Brasiliens, 1868—66.
K a r l von d e n S t e in e n . Unter den Naturvölkern Zentral-Brasiliens. Berlin, 1897.
T h . W a it z . Anthropologie der Naturvölker, IV. Leipzig, 1864.
F r. R a t z e l . Völkerkunde. Zweite Auflage I. Leipzig, 1894.
J. G. W ood. The Natural History of Man, 1868.
W. S ie v e r s , Amerika. Leipzig, 1894.
F r . von J I e lw a l d . Naturgeschichte des Menschen. Stuttgart 1882.
H O O F D S T U K XXX.
G U Y A N A .
N e d e r l a n d s c h - G u y a n a o f S u r i n a m e .
Wij vangen de beschrijving der afzonderlijke deelen van Zuid-Amerika aan met
dat gedeelte, hetwelk voor Nederland door historische betrekkingen en door den
band, die er nog tegenwoordig tusschen Nederland en dat gedeelte der aarde bestaat,
van het grootste gewicht is. Wij bedoelen hiermede Guyana, en bovenal het gedeelte
dat als Nederlandsche bezitting is bewaard gebleven.
Ten noordwesten van den Amazonenstroom, tot daar, w.aar het kustgebergte van
Venezuela zieh bij den mond der Orinoco verheft, strekt Zuid-Amerika zieh met
vlakke kustlanden längs de zee uit, die zelfs met een ondiepen zoom van het conti-
nent ver in zee voortloopen. Het water van den Aequatoriaalstroom draagt hier het
slib, dat de Amazonenrivier medevoert in zee, voortdurend in dünne bezinksels längs
de kust, vermeerderd met de schatting van vaste bestanddeelen, welke kleine kust-
rivieren aanvoeren. Zoo heeft zieh hier een aanslibbingskust van taaie, grijs-blauwe
slijkbanken gevormd, waarover de groen-grijze wateren van den zeestroom naar het
westen voortstuwen, door hun kleur verradend, dat ook zij nog de schatting mede-
voeren, door de rivieren aan de zee betaald, om die hier aan de kust neder te leggen.
Deze ondiepe 'k u st met sterke branding, die*op vele'pläatsgn'niet te naderen is,
werd door de Spanjaarden Guayana, door de Engelschen Guyana, door de eerste
Nederlanders, die haar leerden kennen, Vaste o f Wilde kust va n Zuid-Amerika of
Caribdnia genoemd. Het land bestaat voor een zoom uit aangeslibde moerassige
gronden, zieh ook längs de oevers der riyieren uitbreidend, welke slijkbanken dicht
met bosch begroeid zijn, dat bij vloeden gedeeltelijk ondejr water Staat en bij laag
water dras blijft. De mangrove-boomen vormen een eigenaardig netwerk van wortels,
waaraan zieh bij laag water allerlei schelpdieren en een soort van geharnaste visschen,
„kwikwi” genaamd, vasthechten, die bij laag water daaruit doof Negers en Indianen
geplukt worden. Dit gaf in de vorige eeuw aanleiding tot het sprookje bij de zeelieden,
dat längs de „Wilde kust” de visschen en de mosselen aan de boomen groeiden.
Deze aangeslibde gronden, uit zware kleilagen bestaande, vormen een buitengewoon
vruchtbaar gebied, waar onder den invloed van het tropisch klimaat allerlei producten
der heete gewesten weelderig groeien en plantages zijn aangelegd.
Dieper in het land rijst de bodem, eerst tot een heuvelland en vervolgens tot een
bergland, dat voor een groot gedeelte met tropische wouden bedekt en nog weinig
bekend is. In dit bergland van Guyana ontspringen onderscheidene rivieren, waarvan
enkele bijstroomen van de Orinoco vormen, doch ook onderscheidene na een
körten loop in zee stroomen, •
Het uitgestrekte gebied van Guyana behoort in staatkundig opzicht tot Venezuela
in het westen, aan Britannie, Nederland en Frankrijk in bet midden en tot
Brazilie in het, oosten, en wordt daarnaar onderscheiden in Venezuelaansch-, Engelsch-,
Fransch-, Nederlandsch- en Braziliaansch Guyana.
* *
*
De oude verhalen van het goudland in de binnenlanden van Guyana trokken niet
alleen avonturiers, maar ook degelijker handelaars naar deze kust. Spaansche geluk-
zoekers vooral vorschten naar het mysterieuse Eldorado, een land, dat misschien zijn