moeten de gedaante bewaren. De geheele ruimte binnen het geraamte wordt ingeno-
men door een dicht, sterk netwerk van lederen riempjes, veel gelijkende op dat van
een raket, welk woord ook werkelijk door de Fransche Canadeezen voor sneeuwschoen
gebruikt wordt. Daar de sneeuwschoen ongeveer vijf voet lang en achttien centimeter of
meer breed is, is het duidelijk, dat het gewicht van den drager over een groote
oppervlakte verdeeld is en dat een zwaar man, deze schoenen dragende, veilig over
sneeuw kan gaan, waarin een kind zonder iets dergelijks zou wegzinken.
Het vernuftigste van den sneeuwschoen is de wijze, waarop hij aan den voet bevestigd
wordt. Het is duidelijk, dat de drager niet in staat zou zijn, een voet te verzetten,
indien de schoen vast aan den voet werd gebonden, evenals een gewone schoenzool.
De beweging van een sneeuwsehoen-drager gelijkt eenigszins op die van een sehaatsen-
BISON JACHT IN WOLFSHUIDEN.
rijder, daar de schoen over de sneeuw heenglijdt, zonder te worden opgelicht, en
weder wordt neörgedrukt als schoenen bij het gewone loopen. Zooais de afbeelding
leert, bevindt' zieh in het midden en naar bet voorste gedeelte van den voet een
Vierkante opening, aan de randen voorzien van veel sterker riemen dan de andere.
Even achter de opening bevindt zieh een driehoekige ruimte, bespannen met
evenwijdig loopende riempjes. Bij het dragen van den schoen wordt de voet er zoo-
danig op geplaatst, dat de hiel op deze evenwijdige riempjes rust en het midden
van den voet op den dikken dwarsriem, de „bimikibison”, terwijl de teenen in de
vierkante opening gestoken worden, die het oog van den schoen genoemd wordt.
Teneinde hem op zijn plaats te houden, worden twee lederen lusseh (niet op de
figuur voorkomende) aan den bimikibison bevestigd, waarvan een over de wreef gaat
en de andere om den hiel geslagen wordt.
Bij het gaan nu bewegen de voeten zieh vrij op den bimikibison; de hielen komen
bij elken stap op de evenwijdige riemen neer, terwijl de teenen zieh op en neer
bewegen door het oog van den schoen, die door den wreef-riem over de sneeuw
gesleept wordt, daar de hiel-riem alleen dient, om den voet te beletten naar
achteren u it te glijden.
Een eenigszins geoefende sneeuwlooper kan met verbazenden spoed op deze schoenen
over de sneeuw glijden, maar een nieuweling kan er niet alleen in ’t geheel niet
op voort, doch ondervindt ook hevige pijn. De ongewone beweging van den voet,
en niet minder de drukking van den wreef-riem, brengen een aan den sneeuwschoen
eigenaardige pijn teweeg, door de Canadeezen „mal du raquet” genaamd. Niet alleen
verft de sneeuw zieh met bloed, als de ontvelde voet den zwaren schoen over de
sneeuw sleept, maar de geheele voet wordt door een pijn doortrokken, alsof al de
kleine beenderen ontwricht zijn en tegen elkander aan gewreven worden. Volharding
is het eenige geneesmiddel voor het „mal du raquet” ,,.zoodat de drager na eenige
dagen met het grootste gemak op de sneeuwschoenen vooruit kan komen.
Het gebeurt dikwijls, dat hevige sneeuwstormen plaats hebben, voordat het volk
zieh van de schoenen kan bedienen, daar deze in den loop der zomermaanden gewoon-
lijk onbruikbaar zijn geworden; in dat geval zijn zij verplieht zieh te behelpen met
sneeuwschoenen van dünne plankjes. Deze zijn korter en breeder dan de gewone
sneeuwschoenen, maar worden genoegzaam op dezelfde wijze gebruikt; voor het „oog”
wordt een gat in de plank gesneden, terwijl de noodige riemen dwa,rs in de opening
gespannen worden. Deze eenvoudige schoenen dragen een naam. die „berenklauw”
beteekent. Sommige prairie-stammen gebruiken zeer lange en betrekkelijk smalle schaat-
sen, van voren omgebogen en juist gelijkende op den „skidor” van noordelijk Europa.
Met den sneeuwschoen onder de voeten heeft de Noord-Amerikaansche Indiaan
den bison in zijn macht. Hij drijft de kudde van de hoogten naar de valleien en
terwijl de arme dieren in de diepe sneeuw rondflodderen, kiest hij bedaard uit, die
de grootste en zachtste vachten hebben, en doodt deze met zijn speer. Duizenden
bisons worden jaarlijks op deze wijze geveld, van de huid ontdaan, en met uitzondering
van de tong en den bult, die de beste gedeelten zijn, wordt de geheele romp aan de
prairie-wolven en de roofvogels overgelaten.
Voor de eerste jacht op sneeuwschoenen houden de Indianen een dans bij wijze
van dankzegging aan den Grooten Geest voor de sneeuw, die hen in Staat stelt, zoo
lang als zij duurt in overvloed te leven. Een aantal speren worden rechtop in den
met sneeuw bedekten grond gestoken en aan een daarvan wordt een paar sneeuwschoenen
gebonden, aan andere speren vele heilige vederen en dergelijke voorwerpen.
De dansers, in jachtkleeding en met sneeuwschoenen onder de voeten, dansenomde
speren heen en bootsen al de bewegingen der jacht na.
Öp deze schoenen vangen de inlandsche jagers ook den kolossalen eland. Zij kiezen
een tijd uit, wanneer er eenig vocht gevallen is, gevolgd door vorst, zoodat zieh op
de zachte sneeuw een dünne ijskorst gevormd heeft. Wanneer nu de eland op de
vlucht gaat, breekt hij bij elken stap deze ijskorst door, verwohdt zijn pooten vree-
selijk aan de scherpe kanten en wordt op deze wijze gemakkelijk bemachtigd.
Een andere wijze van bison-jacht heeft een opmerkelijke overeenkomst met de
vernuftig uitgedachte methode. der Bosjesmannen van Zuid-Afrika, om zieh van den
struisvogel meester te maken. Zie I, blz. 40.
Talrijke zoogenaamde wolven zwerven op de uitgestrekte vlakten van Noord-Amerika
rond. Weken achtereen volgen zij den jager te r wille van den afval der door hem
gedoode dieren. Zij wagen het niet, hem aan te vallen, maar volgen hem bij dag
op een afstand van een halven mijl ongeveer, en als de jagers zieh des nachts te
slapen leggen, begeven ook zij zieh op een eerbiedigen afstand.
Heeft de jager een bison verwond en kan hij hem niet meester worden, dan is
deze vroeger of later de prooi der wolven en gelukt het dezen, een bison van de
kudde af te snijden, dan vervolgen zij het ongelukkige dier tot den dood toe. Maar
nimmer zullen zij het wagen, een kudde bisons aan te vallen. Daar nu de bisons
instinktmatig bewust zijn, dat zij bij en met elkander niets te vreezen hebben, laten
zij de wolven dicht bij hen naderen en zelfs te midden der kudde rondwandelen.
Hiervan maken de jagers in hun voordeel gebruik.