verhouding van de oppervlakte van den romp tot die der leden als 0,8 : 1; in Noord-
Amerika zonder Groenland als 8 : 1 ; in Zuid-Amerika als 79 : 1. Voor geheel
Amerika is de verhouding als 8,6 : 1. De beteekenis dezer cijfers wordt ons duidelijk
door vergelijking met Afrika, waar die verhouding is als 47 : 1; in Europa als 2: 1;
in Azie als 3 : 1.
De horizontale vorm van Amerika vormt in vele opzichten een tegenstelling met
dien der Oude Wereld. De' rijke kustontwikkeling van Europa, de aanzienlijke
binnenzeeen en golven, welke het westen van dit werelddeel openen voor het verkeer,
vindt men in Amerika slechts in geringe mate. Zelfs is de westzijde van Amerika
zoo goed als geheel gesloten, arm aan schiereilanden en eilanden, terwijl daarenboven
de zware rotsmuur van een reusachtig ketengebergte, dat zieh in de lengte niet ver
van de westkust door Amerika uitstrekt, de afsluiting van dien kant verder voltooit.
Al is ook hier de kustontwikkeling niet groot, toch is de oostzijde van Amerika
het meest geopend voor toenadering, een omstandigheid, welke een nauwere betrek-
king tusschen Amerika en Europa heeft tot stand gebracht dan eerstgenoemd werelddeel
ooit met Azie kon verkrijgen. Bovenal aan de oostzijde vindt men de inhammen,
de grootere binnenzeeen en schiereilanden, en aan de oostzijde openen de groote
rivieren den toegang tot de binnenlanden der beide deelen van Amerika.
Die geslotenheid van Amerika’s kusten heeft' voor dit werelddeel niet dezelfde
nadeelige gevolgen als voor Afrika. Terwijl laatstgenoemd werelddeel als grootendeels
hoogland een vastelandsklimaat heeft met woestijn- en steppenvorming op groote
schaal, heeft in Amerika wegens den smalleren vorm en het minder uitgestrekte
hoogland overal de zee meer invloed, zoodat aan de woestijnvorming in Amerika
weinig ruimte gelaten is. De Amerikaansche woestijnen zijn klein en rijk aan oasen.
Gedeeltelijk is dit mede een. gevolg van den verticalen bouw. In Amerika toch
neemt niet het hoogland zoozeer de eerste plaats in, maar hebben hoogland (54 %)
en laagland (46 °/o) ieder ongeveer de helft van de oppervlakte in beslag genomen.
Deze verhouding is günstiger dan in Azie, waar het hoogland 63 % en het laagland
37 % der oppervlakte beslaat. In Europa, met 67,9 °/o laagland en 32,1 >
hoogland is de verhouding nog günstiger ten voordeele van het laagland.
Dewijl de hoogvlakten- in Amerika meest alle längs de westelijke bergketens gelegen
zijn, is het werelddeel zoowel in het zuiden als in het noorden open voor de zee-
winden van den Atlantischen Oceaan, die over uitgestrekte laagvlakten hun invloed
doen gelden en een zeeklimaat diep in het land voerenr
Amerika heeft een geisoleerde ligging. In het oosten scheidt de Atlantische Oceaan
Amerika van Europa en Afrika, in het westen vormt de breedere Groote Oceaan de
scheiding met Azie. Alleen in het noordwesten vormt de Beringstraat (92 K.M. breed)
een smalle scheiding, tusschen Amerika en Azie, terwijl de Aleuten een eilandenbrug
tusschen beide continenten uitmaken. Evenwel is dit op een geographische breedte, waar,
door het klimaat, het verkeer nooit levendig kon worden. En van hier nemen de
afstanden tusschen Azie en Amerika naar het zuiden steeds toe, zoodat onder den aequator
de scheidende Oceaan bijna den halven omtrek der aarde inneemt, terwijl hij tusschen
Zuid-Amerika en Australie op 30° Z.Br. de breedte weer tot 13,000 K.M. vermindert.
De afscheiding naar het oosten is veel geringer. Tusschen Groenland en Noorwegen
bedraagt de afstand slechts 1500 K.M., tusschen New-Foundland en Ierland 3200 K.M.,
tusschen Kaap St. Roque (de oostelijkste punt van Zuid-Amerika) en Kaap Palmas,
(Afrika) 3000 K.M. Tusschen Florida en Portugal evenwel is de afstand grooter en
eveneens tusschen den mond der Rio de la Plata en Kaap de Goede Hoop, bij beide
bedraagt de hemelsbreedte ongeveer 6500 K.M.
Deze afstanden maken het duidelijk, dat de ontdekking van Amerika van het oosten
uit het waarschijnlijkst was.; was de verhouding der afstanden omgekeerd geweest,
zeer zeker zou Columbus de Nieuwe Wereld niet ontdekt hebben, en er zouden nog
tal van jaren verloopen zijn, vöör dit werelddeel aan Europa bekend was geworden.
De vraag zal openblijven, of Spanje in dat geval de ontdekker zou zijn geworden, en
philosophisch kan men gissingen maken omtrent den anderen loop, dien de geschie-
denis van Spanje misschien in den nieuwen tijd zou gehad hebben, wanneer deze
natie niet onder de bekoring gekomen was van de Amerikaansche goudlanden, alsmede
omtrent den invloed, dien dit zou gehad hebben op de wereldgeschiedenis.
Wij zeiden, dat Amerika van het oosten uit ondekt is. Dit heeft betrekking op
den tijd der Nieuwe Geschiedenis. Doch in vroeger tijden volgde de betrekking
van een deel van dit werelddeel met andere gedeelten der aarde de richting der
naaste geographische verbinding. Over de Beringstraat hebben de Eskimo’s met het
noorden van Azie in betrekking gestaan.
Van de Polynesische eilanden zijn ongetwijfeld cultuurinvloeden uitgegaan, die
zieh in het westen van Amerika bij de Indianen hebben ingeburgerd. De noordwest-
Indianen bezitten Polynesische cultuurelementen; men meent, dat de totem en de
vogel als „schepper uit het Indiaansche volksgeloof van Polynesische afkomst zijn.
Terwijl bijna geheel Amerika tijdens de ontdekking door Columbus het gebruik
van het ijzer nog niet kende
en zieh in het steentijdperk
bevond, was in het noordwesten
het ijzer door Azie
bekend geworden. Zoo stond
de noordwestrand van Amerika
voor 1492 onder Azia-
tischen invloed, doch de verti-
cale bouw van het werelddeel
deed dien invloed tot deze
kusistreek beperken. Aldus
was hij, ook door den grooten
afstand in de gematigde en
tropische gewesten, niet van
blijvende beteekenis. •
In dien zin zou Amerika
het eigenlijke Orient der aarde '
zijn geweest in den voör-
Columbischen tijd.
De verticale bouw van
‘ Amerika wijkt in vele opzichten
af van dien der Oude
Wereld. Terwijl in de Oude
Wereld de hoofdbergketens
zieh in de richting der paral-
lelien uitstrekken, vormen in
Amerika de berketens meri-
diaangebergten. Het geheele
westen van het werelddeel is
van een aaneensluitende reeks
berglanden in de richting van
het noorden naar het zuiden
doorsneden, en geheel in het
oosten vindt men nog weer
lager ketens, eveneens met
dezelfde hoöfdrichting. karaya (sahbioa) in oorlogstooi.
Tusschen beide liggen in het
binnenland de uitgestrektste laagvlakten der aarde, van de noordelijke koude luchtstreek
zieh schier onafgebroken tot de heete zone uitbreidend, en ook door het midden van
¿uid-Amerika zieh weer voortzettend naar het zuiden tot 54° breedte. Die aaneen-
sluitende laagvlakten van het verre noorden naar het zuiden van Noord-Amerika
enkel door een läge waterscheiding afgebroken, maakten het mogelijk, dat volken
zieh over aanzienlijke breedten verplaatsten. Een voorbeeld hiervan vinden wij in de
Apachen, die van den Poolcirkel naar den benedenloop der Rio Grande verhuisden
over een breedte van 30 graden. Terwijl de klimatologische invloed der zee in de
uuae v\ ereld schier nergens zeer diep naar het binnenland doordringt, ondervindt
Amerika over de vlakten overal den oceanischen invloed.
De bodemvorm, met verschillende verhefflng in de richting oost-west, heeft door