steeds vindt men er een winke], een traankokerij, een zendelingshuis en een school.
Daarenboven zijn aan de kust eenige artsen aangesteld.
De Inspecteurs hebben niet alleen toezicht op den handel, maar oefenen ook recht-
spraak uit. Sedert 1857 zijn in elk district ook gemeenteraden ingesteld: één op
120 stemgerechtigden. Deze dragen zorg voor de armenverpleging, oordeelen in
lichte overtredingen, enz. Tweemaal per jaar hebben zittingen van den raad plaats;
de besprekingen geschieden in de Eskimotaal.
In 1890 leefden in Groenland + 300 Europeanen, vrouwen en kinderen mede-
gerekend ; een derde gedeelte van hen bestond van den handel, een zevende
gedeelte van het werken in de mijnen. De grootte der koloniën is zeer verschil-
lend; inboorlingen vindt men er van 20 —■ 30 tot 300 —400.
De districten zijn: Julianehaab, waartoe 8 handelsstations behooren met 2300
bewoners in 1880, waarvan een gedeelte tot de Hernhutters, een ander gedeelte tot
ile^Deensohe kerk behooren. Hoewel het dichtst bij Europa gelegen, is dit door het
drijfijs ook de meest geïsoleerde der koloniën. Frederikshaàb met 860 bewoners
en 6 handelsstations. Het district Godthaab, met 950 bewoners en 6 stations, heefit
de kolonie van denzelfden naam tot hoofdplaats. Hier wonen eep dertigtal Europeanen.
Vérder nog de districten Sukkertoppen met 6 handelsplaatsen en het laatste district
van Zuid-Groenland Holstensborg met 590 bewoners en 4 handelsplaatsen.
De handel op Groenland is een monopolie der Deensche regeering. Jaarlijks komen
in den zomer schepen van Kopenhagen, om allerlei Europeesche waren te brengen
en de binnenlandsche producten, als robbenspek, vischlever, zeehondenhuiden, walvisch-
baarden, stokvisch, traan, eiderdons, pelswerk, walrustanden enz. te halen. De prijzen
van deze waren worden vast bepaald-door de regeering en zijn laag; daarbij zijn
ook de prijzen der te nemen waren läag gesteld. Muntbilletten, door de regeering
uitgegeven, dienen als geld. Volgens Rink had een Eskimo-familie in 1877 door
de jacht gemiddeld ongeveer 96 gulden inkomsten.
LITTERATUUR OVER GROENLAND.
H a n s E g e d e . Description et histoire générale de Groenlande. Genève, 1763.
N a n s e n . The first crossing of Greenland. London, 1891.
H. R in k . La Groenlande, Description géographique et statistique. Kopenhagen,
1852—1857.
H e lm s . Grönland und die Grönländer; eine Skizze aus der Eiswelt. Leipzig, 1867.
Richard Lehmann. Die dänischen Untersuchungen in Grönland, 1876—79 (Peterm.
Mittheilungen, 1880).
N o r d e n s k jö l d . Grönland und seine Eiswüsten im Innern und seine Ostküste, 1886.
DOMINION OF CANADA.
I. N a TUURLIJKE GESTELDHEID VAN HET LAND.
De Britsche kolonie Canada, of, zooals zij tegenwoordig bekend Staat „Dominion
of Canada”, omvat het grootste gedeelte van Noord-Amerika ten noorden van de
Vereenigde Staten, met uitzondering van Groenland, Alaska en New-Foundland.
Het is een landgebied met een betrekkelijk groote kustlengte, welke vooral gevormd
wordt door de groote inhammen en eilanden in het noorden. Door het koude klimaat
kan men echter van de 18,370 kilometer lange kust in het noorden weinig partij trekken,
zoodat die grootendeels ook slechts schaars bewoond is door de Eskimo’s. Alleen de ten
zuiden der St. Laurens gelegen Atlantische kust en de Paciflsche kust zijn het
geheele jaar vrij van ijs, terwijl de St. Laurensgolf vijf maanden en de Hudsons-
baai nog langer voor de scheepvaart gesloten en längs de kust tot een afstand
van 16 K.M. met ijs bedekt zijn.
Aan natuurlijke havens is evenwel geen gebrek en groote zeeschepen kunnen zelfs
den St. Laurensstroom tot Montreal opvaren.
Canada heeft een oppervlakte van 8,587,178 K.M.2 1) (d. i. ongeveer 1,14 millioen
K.M. minder dan geheel Europa, of ongeveer zestienmaal zoo groot als Frankrijk).
Evenwel mag men de economische waarde des lands niet enkel afmeten naar zijn
oppervlakte. Men kan zonder bedenken aannemen, dat ongeveer de helft des lands
tot eeuwige onvruchtbaarheid gedoemd is, gedeeltelijk door den woesten bodem,
voor een ander deel door het strenge polaire klimaat, dat in het oosten tot
52° ä 55° N.Br. heerscht, en in het westen, waar een warme zeestrooming de kust
bespoelt, tot 60°. Het noordelijk gedeelte van Canada tot genoemde breedten is
dus een zoo goed als waardeloos gebied, waar nooit landbouw of veeteelt eenig
gebied kunnen winnen. \ •
Die streken evenwel, waar het klimaat, hoewel zeer koud, niet geheel de
ontwikkeling van landbouwplanten belet, hebben een gesteldheid over groote vlakten,
zoo uitmuntend boven die in Europa, dat de vijf millioen der bevolking van tegenwoordig
meer dan vertwintigvoudigd konden worden. Bovendien zijn er groote
streken onder den poolcirkel, die wel een weinig, maar niet dicht bewoond
kunnen worden.
De bodemsgesteldheid van dit gebied komt in hoofdtrekken met die der Vereenigde
Staten overeen. In het westen verheffen zieh de zware bergmassa’s der Rocky
Mountains of het Rotsgebergte, die in den Mount-Hooker tot 4785 M. en in den
Mount Brown tot' 4880 M. (de hoogte van den Mont Blanc) stijgen, en door uitge-
strekte hooglanden een bergwal vormen, waardoor het zeegebied van den Atlantischen
Oceaan van dat van den Grooten Oceaan gescheiden is.
Het Rotsgebergte verheft zieh ten noorden van 49° N.Br. als een steile bergwal
onmiddellijk uit de aanzwellende verheffingen der prairievlakte. Ten westen er van
ligt een lengtedal en eindelijk verheft zieh längs de kust van den Grooten Oceaan nog
weder een kustgebergte, dat zieh gedeeltelijk in kusteilanden heeft opgelost. Ten
oosten van h e t gebergte - daalt het land : langzaam af, ; zoodat. hierbij drie zonen
zijn te onderscheiden; een hoogste zone, die gedeeltelijk nog met wouden bedekt is,
l!) De opgaven van de oppervlakte verschillen eenigszins.