die als van meer algemeene strekking straks zal beschreven worden.
Vooraf de eenvoudiger pëmali bij den eigenlijken oogst. Wanneer
de rijst rijp is en. bet oogsten (ngelenö) begint, bereidt de Kajan
zieh op dezen arbeid ook zelf voor en bij laat, terwijl het hoofd
op zijne wijze voor het eigenlijke oogstfeest zorgt, zieh en zijne
familie door een dajoeng bezweren, mêla. Wie niet aldus voorbe-
reid is, mag niet deelnemen aan den gejneenschappelijken maaltijd.
Als gewoonlijk heeft de plechtigheid ’s avonds pla ats, maar vooraf
heeft de priesteres over dag daarvoor drie bijzondere voorwerpen
gemaakt: de kahè parei, de toehè lali en de aö lali.
De kahè parei is een stuk van den houtigen bast van een vrucht
in den vorm en de grootte van een oesterschelp, waaraan hangen
twee kawits en verscheidene oesoet, elk bestaande uit een lis van
niet gedraaide plantenvezels met twee kralen. Vijf dezer oesoet
heeten oesoet parei (rijst), oesoet baha (gepelde rijst), oesoet
kanen (gekookte rijst), oesoet ata (water) en oesoet apoei (vuur).
Yoor alle zijn bepaalde, liefst oude kralen noodig.
Oesoet noemt men een geschenk of boete voor het bevredigen
van een veroritruste ziel, bijv. men geeft een oesoet, wanneer men
als vreemdeling bij een klein kind komt.
Toehè lali is een oud model lepel, gemaakt van een kleine
kalebas, voorzien van vier kawits, waarin meel, ei, visch en gekookte
rijst voor de geesten.
Aö lali, een houten spatel, zooals bij het rijstkoken door de
Kajans altijd wordt gebruikt, ook voorzien van een kawit.
Met de kahè parei worden de leden van het huisgezin bestreken;
eerst het gezicht, daarna de bo rst, wat in dit geval met pëlësât
wordt aangeduid. Daarna eet ieder met de aö lali een paar korrels
bijzonder gekookte rijst en drinkt met de toehè lali wat water.
Ilierop volgt de eigenlijke feestmaaltijd. Al deze voorwerpen
worden goed bewaard als a lle, die bij plechtigheden gediend hebben.
De bovengemelde bijzonder gekookte rijst is de eerste van den
nieuwen oogst, die gebruikt wordt. Zij moet gaar worden als in
vroeger tijden in een pan op steenen steunsels, die voor deze gele-
genheid in ’t vuur gebakken worden. Deze steenen zijn drie in
getal: twee groote of angan banga en een kleine steen angan tëpa.
•Ax m