voor het voedsel, dat in de gesloten mand was geweest en dat er
opgelegd werd, nadat men er boven een opening in het dak ge-
maakt h ad , door de houten dekplankjes wat op zij te schuiven. Na
een tijdlang gepreveld te hebben over dit voedsel, vormden de
dajoengs weer de fantastische rij er längs voor het mela, dat
opnieuw dezelfde menschen ondergingen. Ieder kreeg daarna een
klein deel van het voedsel, ook van de eierschalen en van kleine
kuikentjes, die er bij waren. Na de moeders met haar jonge kin-
deren volgde een voor mij interressante vertooning, toen men uit de
amin aja eene verzameling bracht van oude hawats en haoeng la li,
waarvan de gebruikers gedeeltelijk reeds lang gestorven waren, Op
de hawats kwam nog doek voor, dat vroeger door de Kajans zelf
gekleurd was met figuren, eenigszins gelijkende op de patronen der
Batang Loepar weefsels; nu kende niemand dien arbeid meer. Eerst
werden de hawats, daarna de hoeden zorgvuldig over het voedsel
bewogen en weer weggebracht, waarop alle Kajanvrouwen met
hare hawats kwamen aandragen, om op het lisje den weldadigen
iuvloed op te vangen. Na het vertrek der dajoengs viel toen ieder-
een op het overblijvende voedsel a an , om er nog iets van mächtig
te worden.
Daarop volgde de slotplechtigheid bij den dangei voor het huis,
waaromheen men planken gelegd had voor de dajoengs, die ook
nu den grond niet mochten aanraken. Allen waren ook hierbij in
haar beste kleeding en Oesoen met de strijdmuts en een strijdman-
tel, gewapend met een zwaard. Aan haar kwam de hoofdrol toe,
die daarin bestond, dat zij verscheidene malen dansende om den
voet van den dangei heen liep, met bewegingen als bij tandakken
en onderwijl met haar zwaard bewegingen maakte, alsof zij het
gebouwtje op wilde helfen uit den grond. De overige dajoengs,
waarvan de voornaamsten even als de mannen met speren waren
gewapend, ondersteunden haar hierin en weerden bovendien de
booze geesten af, die hare werkzaamheden mochten willen stören.
Green dajoeng ging echter van de planken af voordat het tegen den
middag liep, toen van de jongste af de een na de andere met
eenige tijdruimte daartusschen verdween. De ouderen gingen onderwijl
met haar opdracht van den dangei aan de geesten voort tot
de zon op het hoogst was; na zieh hiervan overtuigd te hebben,
kwam ook Oesoen längs de trap naar boven. Welverdiend was dan
ook de gelegenheid, die zij nu kregen, om zieh weer voor het
eerst te baden sedert drie dagen. Dit moet in elk opzicht een
groote kwelling voor haar geweest zijn bij het vermoeiende dier
periode, waarin vooral de oude Oesoen zieh verwonderlijk goed
gehouden had.
Dien avond zou er tot slot een nangeian gehouden worden, de
rondgang om den lasa, die weer was opgericht in den vroegeren
vorm. Volgens. ouder gewoonte moest dit weder volgehouden
worden tot de dag den volgenden morgen weer aangebroken was.
Tegen zes uur ’savonds bereidde men zieh in de hoofdenfamilie
daarop voor, door te baden, d. w. z. door eene reiniging te
ondergaan in het kamertje van den dapgei; waar ook de dajoengs,
ieder op haar beurt na het plaatsen van den voet op een oude
gong, daarop begoten werden met gewijd water uit een bamboe.
Tegelijkertijd werd onder het begeleidende slaan op een gong uit
een paar groote manden de afval naar beneden geworpen, welke
van de gemaakte pemali was overgebleven en tot nu zorgvuldig
bewaard.
’s Avonds tegen negen uur weerklonken opnieuw de gongs als
sein, dat de dajoengs begonnen te dansen en te zingen bij den
lasa en begonnen met nangeian , wat zij bij mijne komst boven
nog voortzetten, tot de toevloed van leeken zoo groot werd, dat
deze een kring om den lasa konden vormen en onder de begeleidende
gongs en een aanhoudend melodieus maar eentonig gezang,
den rondgang voortzetten. Nu namen veel meer personell daaraan
deel dan vroeger, ook reeds bejaarden schaarden zieh bij de
jongeren in den kring, allen in hun beste plunje, de mannen met
het zwaard op zijde, de vrouwen met de eigenaardige bedekking
van het bovenlijf. Onder het nangeian der anderen, zaten de dajoengs
in het midden en hielden zieh met sirihkauwen en zingen onledig,
tot het weer haar beurt werd, onder de versterkte begeleiding
der gongs op te treden. Door hären eenvoud en den ernst, waarmede
allen deelnamen aan de plechtigheid, maakte deze op den toeschou-
wer een plechtigen indruk, meer dan een dergelijke omgeving en