breed en 1 M. diep, vooral merkwaardig om de regelmatigheid,
waarmede het geheel uit een boom gehouwen was. Dergelijke booten
zijn evenwel alleen bruikbaar yoor het vervoer op groote rivieren
van landbouwproducten, handeiswaren of als krijgsbooten. Voor
bodems van grootere handelsvaartuigen, die men er uit maakt, door
ze met planken op te boeien, koopen de Maleiers deze ook zeer
gaarne.
Een boot van middelmatige afmetingen loopt aan weerszijden, over
een lengte van ongeveer 3 M. smaller en ondieper wordend, spits
toe, terwijl heb middenstuk gelijkmatig van gedaante blijft; hetzelfde
geldt met geringe verschillen ook voor die grooter en kleiner zijn.
Daar alle boöten uit een boom gehakt worden, treft men alleen
de vaartuigjes van geringere grootte benedeh aan de rivieren, waar
de bosschen spoedig de voor booten gesohikte boomen niet meer
opleveren. Want ondanks de bijzonder talrijke houtsoorten van een
tropisch bosch, zijn er toch maar weinige, die zieh leenen voor het
maken van vaartuigen en deze worden nog weer verdeeld naar het
doel, dat men heeft met het gebruik van de boot.
Op de groote rivieren, waar de boot weinig te lijden heeft van
het stooten op steenen zooals in den bovenloop, verkiest men hard,
stevig hout, dat lang weerstand biedt aan de inwerking van lucht
en water. Dergelijke houtsoorten hebben het nadeel van licht splijt-
baar te wezen, en bovendien worden zij bij wat grootere dikte
zwaar voor het gebruik. Geldt het booten voor het ondernemen
van tochten naar den bovenloop der rivieren, dan is taaiheid en
lichtheid bij dikkeren wand een hoofdvereischte en offert men de
duurzaamheid daaraan op. Voor het stooten tegen rotsen en het
schüren over rolsteenen zouden de ijzerhouten bootjes van veel minder
waarde wezen dan het veel minder duurzame, maar lichte en
buigbare hout, dat men daarvoor verkiest.
Wanneer in ’t bosch een geschikte boom geveld is, wordt hij
met een soort kaapstander, van welken de Kajans verscheidene
soorten weten op te noemen, in de goede ligging gebracht, om hem
tot een boot te kunnen verwerken. Eenige mannen, die zieh tot dit
werk vereenigd hebben, kappen hieruit in ruwen vorm de boot
in drie of vier dagen, doch met hooge, sterk naar binnen gebogen
randen. Het gereedschap, dat voor deze bewerking in aan-
wending komt, zijn de Dajaksche lange, smalle bijl en verschillende
soorten dissels, welke de Kajans zelf kunnen smeden, maar tegen-
woordig liever koopen.
Ook de bootenmakers weten reeds , dat het ho u t, op stam ge-
storven, het best i s , om bewerkt te worden en daarom ringen zij
hem vooraf, als zij hun vak verstaan. Op deze wijze verzekert zieh
iemand ook het recht op een boom, welken hij in ’t bosch gevon-
den heeft en dien hij later wil gebruiken.
Zoo wordt de boot dan uit het bosch gesleept, dikwijls van
hooge berghellingen over valleien, met behulp van zeer veel menschen
en dan over de rivier naar huis gebracht, om verder afgewerkt
te worden. Dit bestaat vooreerst in het brengen van den wand op
de gewenschte dikte met dezelfde werktuigen als vroeger dienden,
waarbij te gelijkertijd de wanden glad gekapt worden. Geldt het
booten voor de vaart op de riviertjes met weinig water, dan laat
men den bodem wat dikker. Yan binnen spaart men tegen de zij-
wanden steunsels uit voor het aanbrengen van zitbankjes.
De boot, die naar den ronden vorm van den boom over dwars te
veel gebogen is en waarvan men de zijwanden ook naar boven rond
heeft behakt, wordt nu eenigen tijd liefst buiten de feile zon aan
zichzelf overgelaten, doch het regenwater er uit verwijderd. Nadat
het hout voldoende uitgedroogd is, moet de bewerking geschieden,
die. den waren vorm te voorschijn roept, het uitleggen door middel
van vuur. Aan zijn beide einden laat men hem een eind van den
grond opheffen en legt de spitsen op dwarsliggers, zoodat de
bodem zweeft. Op een paar d.M. afstand wordt nu längs de geheele
boot sterk vlammend hout gelegd en dit aan beide zijden te gelijk
aangestoken.
Door het vuur lang genoeg te onderhouden, in den regel 6 tot
8 uur worden de wanden van de boot verhit, doch meer door
straling dan door contact, waarbij men met natte groene takken ze
moet beschermen tegen verbranding en als uitwerking van die hitte
strekken zieh de zijden en komt de bovenrand van de boot in een
vlak. Later tracht een boot wel weer opnieuw eenigszins te krimpen
, maar daartegen dienen de onmiddellijk aangebrachte dwarse