'3ö 'S d* _ © o
cSe c0e0 >£•. ce 3
. üü
S ö
’F g «
■i ® H *
pq § o ' a
3 « . '© S . +3 (-H 4-> ®^ w m? dw GQ © ^ <D 5 ^ 3 a
^\ o» 2> «§*
Ö t> co
® d • t ! S p
over de rugzijde van den pols, die door 4 rechte lijnen gescheiden
is van eenzelfden band over de rugzijde van de middenhand; verder
vlakke hoekige figuren op de vingers als op de handtatouage van
den Mahakam.
De vrouwen der Pnihings brengen evenals de Longglats bij den
band om de enkels nog een vlakke versiering op den voetrug aan,
wat die der Kajans aan den Bloeöe niet doen. Oudere, wellicht
dappere vrouwen, ziet men soms op armen en beenen met dezelfde
tatouage-figuren als die der mannen voorzien.
De afgebeelde dij-tatouage eener Kajanvrouw van den Mendalam
is samengesteld uit verschillende onderdeelen, van welke de voor-
naamste gevormd zijn met den kohong klinge. Klinge noemen de
Bahau’s de figuren , die in hout worden uitgesneden, om er de ge-
wenschte lijnen mede op de buid te drukken; kohong = hoofd.
De geheele figuur moet men zieh zoo op de dij aangebracht
denken, dat het als nang klinge aangeduide gedeelte met de lkö
(staartlijn) en de kalong njipa (slangenlijn) er om heen op de knie
komt te liggen. Het daarboven liggende omgeeft dan de voorzijde
en de kanten van de eigenlijke dij, waardoor de twee kötong pat
tegen de achtervlakte aankomen. Onder de kniefiguur heeft men
een rij figuren aangebracht, die als pedjakö bekend zijn en ook
voorkomen op de arm-tatouage. Yan boven en van onderen sluit
men de geheele figuur af met iko of staartlijn en.
Alleen de kohong en de kötong pät worden in hout gesneden en
voor de eigenlijke bewerking met het tatoueerhoutje op de huid
gedrukt; al het andere, als de ikö pedjakö, nang klinge en de kalong
n jip a , moeten er uit de hand aan worden toegevoegd.
Daar het aantal lijnen zoowel van de klinge als van de ketong
pät vier in aantal zijn, stelt deze afbeelding de tatouage voor van
eene gewone Kajanvrouw; die van aanzienlijke vrouwen vertoonen
er vijf of zes, om het hoofd der klinge vooral.
Op de klinge, die hier gebruikt is, vormt een gestyliseerd men-
schenhoofd het voornaamste motief. Het heeft zieh echter geredu-
ceerd tot de twee oogen (mata) en den mond (bah) met den neus
(hidoeng).
De afgebeelde arm- en hand-tatouage der Kajanvrouwen aan den