had men met prijzenswaardige behendigheid den eenen boom over
den anderen laten vallen, er de noodigste takben afgebapt en zoo
een voor Dajaks begaanbaar pad gevormd, waarop men nooit den
grond aanraakte. Br waren reuzenstammen bij van verscheidene
meters doorsnede, waarover men een 40 M. zonder bezwaren liep ,
dan echter stapte men er op een, wiens lichtgrijze, gladde stam
zeer bewonderenswaardig was, om te zien , maar die van een ge-
schoenden Europeaan wel wat veel koelbloedigheid eischte, om er
zieh op een vrij groote hoogte over te bewegen. Yooral bij het
dünne gedeelte van het boveneinde werd het soms kritiek bij het
stappen over plaatsen, waar takken gezeten hadden; dan moesten
de achter mij loopende Kajans hun tred wel eens wat matigen, wat
echter het nadeel h ad , dat daardoor de zwiepingen van ons pad
onregelmatig werden en op de eene of andere wijze het evenwicht
dreigde verloren te gaan. En dat was niet wenschelijk, want bene-
den ons lagen alle afgehonwen takken over elkaar geworpen tns-
schen heesters met en zonder doornen, zoodat een val hoogst
bedenkelijke gevolgen zou hebben gehad.
Gelukkig was dit niet mijn eerste proef op een boompad in
moerasbosch, maar anderhalf uur, zooals' hier, achter elkaar was
mij nog nooit voorgekomen en tegen het einde werd het meer dan
tijd , dat wij den grond weder bereikten, omdat ik van vermoeidheid
door deze ongewone wijze van loopen bijna geen kans meer zag
mij staande te houden.
Aan degenen, die voor mij liepen, merkte ik geen inspanning
op, maar wat mij betreft, geloof ik, dat menig acrobatisch stukje
mij op dien weg eer heeft aangedaan. Mijne brnine geleiders waren
echter te veel onder den indruk van de verwachte vischvangst, om zieh
te verdiepen in de moeilijkheden van het loopen met schoenen over
gladde boomen zonder leuning.
Met een gevoel van verlichting legde ik dan ook den verderen
weg door een oud, dicht begroeid rijstveld af, wat anders reeds
tot de beproevingen behoort.
Niet heel veel te laat kwamen we aan den oever van den Samoes,
want de menschen, die hier reeds verzameld waren, hadden hun
maaltijd van rijst en zout nog niet gereed.
De witte oevers van de sterk kronkelende beek waren hier zeer
zandig en daar de zon nog niet te heet scheen, leverden de too-
neeltjes van de bedrijvige mannen, vrouwen en kinderen een aange-
naam schouwspel op in ’t midden van het hooge woud. Ook de ’Ma
Soelings van boven hadden dezen dag voor de jacht uitgekozen en
ik ontmoette er eenige vreemde gezichten, die hunne schuwheid
door de vrijmoedigheid der anderen spoedig aflegden. Onder het eten
kwam de boodschap, dat de visschen zieh, hoewel niet in grooten
getale, dezen keer nog meer naar boven in de beek bevonden. Nu
waren de mannen spoedig weg, doorwaaddeu het riviertje en verdwe-
nen in het bosch, zoodat ik met moeite eenige jongens bij mij
hield, om mij den weg te wijzen, Om te -beginnen liep die door het
water, dat mijn bruine geleiders doorzwommen , maar dat ik trachtte
te doorwaden, om niet dadelijk geheel nat te worden. Veel hielp
het echter n iet, want ik moest er tot de borst toe in , maar eene
opfrissching gaf het zeker en schade deed het bij de voortdurende
beweging evenmin. Door vrij licht bosch en na meermalen de beek
overgetrokken te zijn, kwamen wij op het tooneel van actie: een
paar meter beneden ons tusschen steile oevers stonden de mannen
der Kajans in het water, gewapend met groote vischhaken, die op
lange stokken gestoken waren, doch zoo lo s , dat zij bij het terug-
halen in het lichaam van den visch bleven zitten. Daar de haak
buitendien aan een touw verbonden was, dat eerst om den stok
heenliep, zoo kon de visscher het dier gemakkelijk naar zieh toe
halen. Bij mijne komst waren reeds vele exemplaren gevangen,
hoewel zij niet, als vroeger wel eens het geval moest geweest zijn,
zoo talrijk waren, dat hunne ruggen boven het water uitstaken. Nu
crold het, in holen van den oever of onder in de beek gestörte
boomen de dieren op te zoeken, die echter, al was het wat
langzamer, toch in vrij grooten getale te voorschijn werden
gehaald.
En zeker leverde de visscherij nu een levendiger schouwspel op,
want het vangen van een exemplaar gaf den gelukkigen een veel
grooter voldoening en was er een visch opgejaagd, die met krachtige
slagen tusschen de visschenden doorschoot, dan waren allen er op
uit, om de eersten te wezen met hun speer en vielen over elkaar
14