begrijpen la at, waarom de stroomgoden, ondanks alle bezweringen
van den ouden Maleier, dien morgen niefc meer afstonden van bunne
geschubde waterbewoners. Den volgenden dag zakte mijn Kajan-
geleide tijdelijk naar Poetoes Sibau af, om een maand loon vooraf
te ontvangen , welk geld ik dan niet naar den Mabakam behoefde
t'e sleepen. Dit stelde ecbter mijne mannen in staat, om allen wat
ruilartikelen in te slaan voor eigen bandel aan den Mabakam met
het gevolg, dat. het voorscbot mij in veel bezwaarlijker vorm ver-
gezelde dan ik eerst bad willen voorkomen. Later maakte bet
ecbter, dat zij allen, om bun eigen voordeel, bet bereiken van den
Mabakam ondanks groote inspanning doorzetteden, en mp ondanks
alle moeilijkheden zeer getrouw bielpen.
Wellicht zagen zij deze vooruit of was de reislust plotseling
zeer sterk in Tandjong Karang opgeflikkerd, ten minste bij hun
komst voor de eerste maand loon, stelden er zieh 29 in plaats van
twintig voor, om mede te gaan. Nog daargelaten een minder wen-
schelijke bezwaring van mijn budget, sleepte bunne vermeerdering
na zieh bet aanschaffen van nog meer booten en een vermindering
van bet aantal reisdagen in den rijstvoorraad begrepen. Yandaar
mijne aanvankelijke aarzeling, om mij neer te leggen bij bunne
opvatting van het voldoen aan onze afspraak, maar voor de snel-
heid van bet reizen zou het zeker niet schaden en verder begreep
ik, dat zij als gewoonlijk allen een lijn zouden trekken en groote
moeilijkheden veroorzaken, wanneer bet aankwam op bet uitzoeken
der thuisblijvers. Alzoo toegeven, maar de bootenquaestie bleef.
Gelukkig hadden zij dit als praktische menschen voorzien, de booten
waren er reeds, dus wanneer ik maar betalen wilde, veroorzaakte
dit geen oponthoud.
Hit vrees voor meer dergelijke verrassingen drong ik n u sterk aan
op spoedig vertrek, en boewel Akam Igau te kennen g a f, dat zijne
vogelzoekers de gewensebte vijf nog niet allen aan bun rechterzijde
ontmoet hadden, zoo stemde bij er toch in toe, 3 Juli te vertrekken.
Waarom zij nu vijf soorten van vogels nagingen, bleef mij eerst
duister, maar bet verklaarde zieh later uit het gemengde van ons
gezelschap. Yan alle stammen, die leden telden onder de bewoners
van TandjoDg Karang, zag ik eenigen medegaan.