zulk een - ons vreemde reeks van ceremonien zou doen verwachten.
Allen zetten onvermoeid deze bezigheid tot den morgen voort,
doch ik meende mij na eenige uren te slapen te moeten leggen ,
waarin ik enkele malen gestoord werd door een sterker slaan op de
gongs. Bij het aanbreken van den dag weerklonk het gezang luide
van boven uit de woning van het hoofd en, nienwsgierig naar het
slot van deze gewijde feestviering, spoedde ik mij naar boven en
vond allen in de amin zelf vereenigd, die door het gesloten houden
van het venster nog donker was. Hieronder stonden alle deelnemers
om de dajoengs heen en hieven onder hären voorgang een gezang
aan, dat aan plechtigen ernst in deze omstandigheden niets onder-
deed voor vele in een andere omgeving. Na afloop verwijderden
allen zieh stil naar hunne woningen en ik naar de mijne, meer dan
overtuigd, dat de indruk van dergelijke plechtigheden op de deelnemers
niet in verhouding staat met het verhevene der voorstellingen,
die er aan ten grondslag liggen.
Die le Juni begon voor allen met een flinken slaap, om uit te
rüsten van de vermoeienissen der laatste dagen. Gedurende deze
vertoefden de dajoengs nog in de hoofdenwoning en keerden daarna
terug naar hare eigen vertrekken, waar zij nog acht dagen moesten
leven op bijzondere wijze. Van de rust in de galerjj maakten wij
gebruik om er eenige phòtografieen te maken en namen de deur van
het hoofd onder magnesiumlicht op. Vlak er bij- stond de lasa nog
in zijnen vorm en hoewel met weinig hoop op succes, vroeg ik den
aanwezigen ouderen mannen, deze ook te mögen opnemen. Hoewel
zeer schoorvoetend zeide Akam Igau niet neen, van welke halve toe-
stemming en den slaap der meer bijgeloovige vrouwen wij gebruik
maakten, om ook hiervan een cliché te krijgen. Wat ik gevreesd
had, gebeurde echter en reeds ’savonds had ik Akam Igau bij mij,
die met een benauwd gezicht vertelde, dat onze- opname een storm
van verontwaardiging van de ontwaakte priesteressen op zijn arm
hoofd had doen nederdalen. Bij het hooge belang, dat ik had bij
eene günstige stemming mijner Kajans aan den vooravond van den
eigenlijken tocht naar den Mahäkam, meende ik hem met een paar
dollars te moeten schadeloos stellen.
Of-dit dan wel werkelijk onze handelwijze zoo verontrustend
werkte, weet ik niet, maar den volgenden morgen versehenen
Oesoen en Tipong Igau bij mij, zetten zieh met een ernstig gezicht
bij mij op den grond en verklaarden , dat siechte droomen haar dien
nacht hadden gewaarschuwd voor het ongenoegen der geesten.
Tipong had gedroomd, dat men haar in haar doodkist gelegd had
naar de heerschende gewoonte, Oesoen, dat haar boot aan land
getrokken was , welke beide zaken op haar naderenden dood duid-
den. Ik was eerst bang, dat men zou wenschen, | dat de cliches
vernietigd werden, maar haar Dajaksch geweten bevredigde zieh
ook door het betalen van. een boete Tegenover mij wilden zij
echter bovendien eenige clementie gebruiken en zoo vroeg Tipong
slechts een zielbevrediging van drie dollars. Van weerszijden kwam
de moeielijkheid zoo uit den weg, maar ik hoopte to ch , dat mijne
opnamen in den vervolge minder kostbaar zouden wezen.
In die acht dagen had ik te Tandjong Karang een opwekkenden
tijd doorleefd, waarin de jeugd mij in worstelen, springen en hard-
loopen heel wat nieuws had te zien gegeven, wat kracht en vlug-
heid aangaat. Het meest had het elkaar werpen met water van de
meisjes en jongens hen en mij vermaakt: bij het baden in de rivier,
op den weg, in huis tot boven in de boomen zat men elkaar met
waterbamboezen achterna en tot reeds grijze vrouwen haalden bij
die gelegenheid haar rokjes tusschen de beenen door en in de
hoogte om niet meer dan de mannen in h a a r bewegingen gehinderd
te worden. Zeer trof het mij daarbij te zien, hoezeer de mannen
er op uit waren, de vrouwen te sparen voor pijn of te groote
vermoeidheid en een paar gaven mij ook uitdrukkelijk te kennen,
dat men haar daarvoor moest behoeden. In zwemmen en hard-
loopen zag ik ze echter proeven afleggen, voor welke geen jonge
man zieh had behoeven te schämen. Voor de dajoengs waren de
volgende dagen nog niet vrij, den eersten dag moesten zij melo
broewa (rüsten voor haar ziel), den 2en gingen allen naar de
overzijde in groot kostuum met strijdmuts en zwaard, om daar bet
la li, haar verbodstijd af te. werpen, waarvoor zij den 3en weer
melo. Den vierden dag verzamelden zij zieh allen weer in de amin
a ja , waar ’s morgens en ’s avonds een groot mela plaats had met