16 NA AR SINTANG
De Dajaks hadden namelijk in de laatste tijden zeer goed begrepen,
dat bet de „kompenie"’ was, die den Maleiers belette als vroeger
met hunne afpersingen voort te gaan en zoo was bij hen algemeen
de wensch ontstaan, om evenals de Boven-Pinau onder onmiddellijk
bestuur yan het gouvernement te komen, ten einde ook in naam
niet langer onder den verfoeiden panembahan van Sintang te staan,
wiens rechten in de bovenlanden niet op verovering of erfenis be-
rustten, maar op de mogelijkheid van het doen van knevelarijen
onder de verdeelde en ängstige Dajaks. Van deze stemming maakte
een hunner hoofden, Raden Pakoe, gebruik. Hij was door een
langdurig verblijf in Sintang en Pontianak ingewijd in de Maleische
wijze, om van de onnoozelheid zijner stamgenooten partij tetrekken.
Ter sluiks teruggekeerd naar zijn dorp te Nanga Serawei, liet hij
de rekening (met veel médaillés er öp) van een photograaf aan een
contrôleur, zien als acte van aanstelling van het gouvernement
en riep zijne stamgenooten op om de Maleiers i n ’t land weg te jagen.
Dezen vroegen nu hulp aan het gouvernement, dat van oordeel
was, de op zieh genomen verplichting te moeten nakomen en zoo
werden onze troepen op de Dajaks afgezonden, omdat zij zieh gaarne
onder onze vanen wilden scharen.
Met de militaire macht waren de resident Tromp en de contrôleur
van den Kapoewas, Westenenk, met pradjoerits naar den
Boven-Melawi getrokken, waar men er in slaagde van de strijd-
lustige Tebidah Dajaks hulptroepen te krijgen, die zieh in de dichte
bossehen der vijandige stammen het best wisten te bewegen.
Bij mijne aankomst luidden de berichten van boven echter zeer
geruststellend : dien dag zou het grootste gedeelte der troepen met
de meeste officieren terugkeeren, daar Raden Pakoe nog wel voort-
vluchtig, maar de voornaamste tegenstand gebroken was.
Tegen den middag verscheen dan ook de Poenan met den majoor
en verscheidene officieren aan boord, terwijl de minderen in groote
prauwen gesleept werden. Reikhalzend zagen allen uit naar hunne
verlossing van een maandenlangen toestand van werkeloosheid, waarin
zij als steun voor de inlandsche troepen onder den contrôleur en
zijne pradjoerits, verkeerd hadden.
’s Avonds verzamelden de officieren zieh met de bewoners van
Sintang in de societeit, zoodat er een gezelschap dames en heeren
bijeen was, zoo talrijk, als misschien zelden te voren. De vroolijk-
heid liet dan ook niets te wenschen over en werd niet benadeeld
door de heimelijke oneenigheden, welke zoo dikwijls de verstand-
houding in kleine plaatsen bederven. 10 Maart zou er nog een
extra-feest zijn, maar daaraan kon ik niet deelnemen, want de
Poenan zou weer den Mëlawi opstoomeri en daar het voor mij
van groot belang was, den resident nog te spreken voor de
reis, zoo besloot ik mede te gaan, om hem te ontmoeten. Mijne
meeste bagage werd geplaatst in de assistent-residentswoning, die
daarvoor welwillend was beschikbaar gesteld en kort daarna voeren
wij de linker-zijrivier o p , zoodat dien dag nog Nanga Pinau bereikt
werd, de standplaats van den contrôleur van dit gebied en van eene
militaire bezetting in een blokhuis.
Den volgenden morgen bracht de contrôleur Barth, die juist van
boven was aangekomen, mij de laatste berichten omtrent de plannen
van den resident en wij kwamen overeen, dat het in verband daar-
mede het best zou wezen, het hoofd van het gewest hier af te
wachten, omdat deze op het punt stond naar beneden te komen.
Daar er geen andere gelegenheid op de plaats was en de stoom-
barkas doorging, zoo verzocht de contrôleur mij, bij hem mijn
intrek te neinen. Gelukkig hadden mijne vele omzwervingen mij
Indisch genoeg gemaakt, om de uitnoodiging van geheel vreemden
als welgemeend op te nemen en kon ik dus eenige dagen genieten
van de gezellige omgeving, die hier was.
De vrouw des huizes ontving mij met alle voorkomendheid en ik
kon niet nalaten haar te bewonderen, die ondanks de zorgen van
een vijftal kinderen, zieh weinig liet ter neer slaan door de groote
eenzaamheid en den aanzienlijken afstand van zooveel, wat andeien
onmisbaar in hun bestaan rekenen, zoodat men die eenzaamheid
al spoedig vergat.
Behalve het huisgezin van den. tegenwoordigen droeg ook de
persoonlijkheid van den vorigen contrôleur Kühr daartoe nog het
hare bij. Deze had gezorgd voor den bouw en het onderhoud van het
net ingerichte huis, en de rivierzijde der voorgalerij op smaakvolle
wijze doen begroeien met een sterk bloeiende klimplant, waarvan