II!
Hfl i]
ff l i Ir
fll II iii
1
iS
m
1
EEN POENANLEGERPLAATS. 281
roeien. Toen onze vloot daarop längs een groote holte in den
tegenovergestelden oever voer, offerden allen, die voor het eerst
deze reis deden, aan de booze geesten, die daarin huisden. Of
liever, zij trachtten zieh tegen hen te beschermen door er steenen
en hont in te werpen, waartoe de ouderen zieh niet verplicht
achtten.
Wat verder echter deden weer allen mede in het baden in een
klein zijstroompje, dat een zegenbrengend water bezitten moest en
waarnit zij wellicht kracht meenden te putten, om de groote inspan-
ning vol te houden, die de Boelit van hen eischte.
Hoe ’t zij, in de beste stemming vorderden wij tot even voor
het eindpunt van onzen waterweg en gebruikten voor onze leger-
plaats een stuk reeds opengekapt bosch, d a t, te oordeelen naar
eenige hutten, nog kort geleden aan een ander gezelschap voor het-
zelfde doel gediend had. Naar de bouworde moesten het zwervende
stammen wezen, die deze vestiging oprichtten, want de vier hutten,
die blijkbaar verscheidene dagen gebruikt waren, bestonden allen
uit een schuinen wand, die met eene zijde op den grond steunde
onder een hoek van 60 ° en aan de tegenovergestelde gesteund werd
door palen.
De schuine wandbekleeding bestond uit groote boombladen, evenals
de zijwanden, en die hielden nu nog den regen buiten. De hut in
het midden was verreweg de grootste en had , volgens mijne Kajans,
gediend voor de familie van het hoofd der Boekats. Te oordeelen
naar de slaapplaatsen, die aan weerszijden twee aan twee tegen
den wand stonden en uit eenige bekapte boomstammetjes als britsen
waren samengevoegd, moest het hoofd getrouwd zijn en twee vrij
groote dochters- hebben, welke ook bij hen wel bij de ouders in-
wonen, maar op een afstand slapen. Onder het läge gedeelte van
het schuine dak lag de vuurhaard, wat aarde op den vloer en
eenige steenen als onderlegsel voor de etenspannen. De vloer zelf
bestond uit rechte vrij dikke stammen, stevig naast elkaar gelegd
met het eene einde onder het steunpunt van het dak in den grond,
met het andere naar voren op een dwarsbalk steunende, daar de
bodem naar de rivier afliep. Evenzoo, maar kleiner, was de inrich-
ting van de twee hutten links en de eene rechts >, welke scheiding