hulp vooreerst met noodig was, integendeel hunne tegenwoordigheid
eerder hinderlijk zou wezen, bleven mijne reisgenooten voorloopig
nog te Batavia, om met de boot van April na te komen.
Zonder moeilijkheden was de tijd voor de «trusting niet voorbij-
gegaan; de eerste berichten aangaande de onlusten van den Boven-
Melawi schenen de uitvoering van het plan geheel te zullen doen
in duigen vallen, de volgende echter toonden het plaatselijke der
beweging aan en gelijk het bij de verdeeldheid der stammen van
Borneo te verwachten was, bespeurde men aan den Boven-Kapoewas
geen spoor van onrust. De toebereidselen werden dan ook geregeld
voortgezet, doch Batavia bleek tot mijne teleurstelling niet de meest
geschikte plaats te wezen voor het aanschaffen der eigenaardige
ruilartikelen, die voor de Bahaustammen van Borneo noodig zijn:
geen der in China vervaardigde soorten kralen, zijden doeken en
ivoren armringen werd in Batavia verkocht, hoewel zij vooral op
de Noord- en Oostkust van het eiland eeu belangrijk handelsartikel
uitmaken. Van een reis naar Singapore kon moeilijk meer sprake
wezen, zoodat ik voor dit gedeelte mijner uitrusting moest ver-
trouwen op de Chineesche vestigingen aan den Beneden- en Midden-
Kapoewas.
Zoo bleef er bij het bestijgen van den stoomer te Tandjoeng
Prioek nog heel wat te doen en te overdenken, niet het minst
door de onzekerheid over de stemming der Mendalam Kajans, op
wier medewerking het geheele plan berustte. Nog slechts door een
enkelen passagier werd de reis naar Pontianak medegemaakt en
zoo nam ik de vrijheid, mij met mijne overpeinzingen na den
middag in mijn but terug te trekken, om in horizontale positie
zoo weinig mogelijk te lijden van de slingeringen van het net in-
gerichte, inaar kleine bootje.
Het stilhouden en het in- en uitladen van goederen en dekpas-
sagiers te Belitoeng (Billiton) met behulp van de prauwen der hoogst-
eigenaardige Seka’s dezer kusten, gaf den volgenden dag eenige
afwisseling. Van hunne hevig stampende woningen doken deze echte
kinderen der zee in hun hier kristalhelder element naar de geld-
stukjes, welke wij in het water wierpen en bleken zieh in de
blauwgroene diepte beter thuis te gevoelen, dan menig ander mensch
op den vasten wal. Hun optreden en het verhaal hunner zeden uit
den mond van den stuurman waren echter niet in staat mij te
verzoenen met mijn verblijf aan boord en zoo gevoelde ik den
volgenden dag bij het ontwaken eene wäre verlichting, dat Borneo
in ’t zieht was en de boot zieh reeds wendde, om tusschen het
voor oningewijden onontwarbaar labyrinth van groen te komen,
dat als eilandjes en lange strooken letterlijk uit zee oprijst. Ook
bij eb is hier geen grond, laat staan vaste grond te bekennen:
de bruinachtige kleur van het water hier en daar duidt slechts op
uitgebreide modderbanken, op wier hoogste punten de eigenaardige
plantengroei zieh heeft vastgezet; daardoor en met behulp van een
bosch van tallooze lucht- en steunwortels niet weinig er toe bijdra-
gende de bestaande ondiepten te bevestigen en verdere aanslibbing
te bevorderen.
Wij naderden echter slechts langzaam deze verraderlijke groene
strook, welke maar een twijfelachtig recht op den naam van kust
scheen te hebben, maar het was in ieder geval de vooruitgeschoven
aankondiging van het vaste land, dat zieh heel in de verte in
enkele flauwe bergtoppen verhief.
Met welbehagen gevoelden wij ons vaartuig over de spiegelgladde,
donkere watervlakte glijden onder een heldere, maar nog niet
hinderlijk warme zon, die met haar schitterenden glans de stille
sombere omgeving tusschen de eentonig groene omwanding trachtte
te verlevendigen. Mensch noch dier ondergteunden echter deze
poging, om den eersten indruk van het groote equatoriale land te
breken, dat deze beklemmende grootschheid over zijn geheele uitge-
strektheid bewaart.
Tusschen verscheidene in zee staande boschjes door boegseerde
de kapitein de boot naar enkele, hem alleen kenbare teekens in
de richting van den Koeboe, de zuidelijkste en best te bevaren
monding van den Kapoewas. Praai echter was deze gelegenheid nog
n ie t, want eerst moesten wij eenigen tijd wachten, tot de vloed
op zijn hoogst zou wezen, om ons over de modderbank te dragen
in de riviermonding, welke de muur van groen nog altijd verborgen
hield.
Eindelijk gaf de tijd, meer dan de diepte van het water het