leden in engeren zin, de lijfeigenen en de dajoengs. Eerst de mannen
, daarna de vrouwen, de lijfeigenen en het laatst de dajoengs
daalden uit de galerij een voor een af in de kleine ruimte van den
dangei, in welken een dajoeng stond met een oud zwaard; de te
bewerken persoon plaatste den voet op een öuden gong en werd
daarop op den arm van boven naar beneden bestreken. Hoe aanzien-
lijker en onder, des te langer duurde het strijken. Allen hadden voor
deze gelegenheid bijzonder mooie kleederen aan, terwijl de dajoengs
haar fraaien borstdoek omgeslagen droegen. Wanneer zij het mela
ondergingen, plaatsten zij zieh een groote strijdmuts op het hoofd
met een kop van den rhinocerosvögel voorop en diens staartveeren
er achter. Haar werden vooral handpalm en voetzool bestreken.
Ook de dienstdoende dajoeng nam op het laatst op den gong plaats
en liet zieh door een andere „mela” . Zij was dus minder dan het
bestrijken zelf het inwerkende der plechtigheid.
Den 26en ’s morgens weerklonk van uit het dangei-hutje het geluid
van de bamboes bij het tekok. Evenals dat iederen dag verder
’s morgens en 's avonds gedurende een drie kwartier of langer ge-
schiedde, was daar een dajoeng bezig met den geesten te verhalen
vooreerst wie deze Kajans waren, van wie de familie van het
hoofd afstamde, vervolgens wat men op dat oogenblik deed en
vooral welke behoeften men had. Hierbij werden ook de kastijdingen
der vijanden, de Batang Loepars, opgedragen aan de geesten. Het
geheele verhaal werd in rijm voorgedragen op een zingenden toon,
waarbij het rijmwoord zeer lang hetzelfde einde behield ten koste
van den gewonen vorm van de taal.
Onderwijl was alles in de galerij in beweging, daar ieder huis-
gezin eene hoeveelheid meel van kleefrijst moest stampen. Dit ge-
beurde door de jonge meisjes, die echter bij het wannen en zeven
nog tijd genoeg hadden, om een' uitval te wagen op de jongelui in
de nabijheid en deze duchtig met water en meel te besproeien, wat
door de volgende wraakoefeningen tot groote vroolijkheid aanleiding
gaf. Sommige zeer ijverige jonge schoonen hadden als watervat daar-
voor een bootje naar boven gesleept en het voorbijgaan was voor
een gekleeden Europeaan bepaald onveilig. Het meel werd in de
galerij vöor de woning van het hoofd op een hoop geworpen, waar
jongens er met breede pandanbladen driekante pakjes van maakten,
die er in een rechthoekig omgebogen lijn naast werden gelegd. Na-
dat de voorraad voldoende was, kwamen de dajoengs volgens haar
ouderdom uit de deur van het hoofd te voorschijn, namen elkaar
bij de hand en vormden een rij längs het meel (dinoe), waarbij
Oesoen voor de reeks meelpakjes kwam te staan. Nu volgde een
mela over deze heen; de leden van het huisgezin van het hoofd
reikten van de andere zijde aan Oesoen de hand, die daarop met
haar oude zwaard den arm bestreek. Vervolgens de lijfeigenen en
vooral de jonge kinderen, de twee kleinzoons weer gedragen door
een paar jonge meisjes. Nu kregen ook de moeders met kleine kinderen
uit de andere woningen een b eurt, terwijl zij, wier kinderen
reeds te groot waren, de hawats brachten en daarvan de strikjes
met vruchthouten haakjes bij het meel brachten, om den zegenenden
invloed daarvan op te vangen. Ook de dajoengs zelf lieten hare
zielen op die wijze streelen. Allen kregen een paar pakjes meel mede
naar huis, terwijl de rest werd verdeeld onder de leden van de
hoofdenfamilie en de dajoengs.
Voor het eerst vertoonden zieh hier de moeders met kinderen van
dat jaar; zij lieten deze voor het mela door jonge meisjes in den
hawat op den rüg dragen, zelf het strikje van den hawat nog eens
naar het meel keerende en daarin het kindervingertje schuddende.
’s Avonds was er bij haar een kleine maaltijd in de eigen woning.
27sten Mei verliep de dag vrij rüstig na het tekok van den morgen;
eerst tegen twee uur in den middag weerklonk de gong der
dajoengs ten teeken, dat er weer iets bijzonders aan de hand was
en spoedde ik mij dus uit mijn hut naar de woning van het hoofd,
waar de dajoengs bezig bleken te zijn met het vervaardigen van hun
pSmali, wat een paar uren aanhield. Na de grootste hitte van den
dag kregen de grootere kinderen een feestje, waarbij de meisjes van
een jaar of zes zeven haar eerste schreden deden met een draag-
mand voor rijst, welke in klein model en met kawits voorzien leeg
de jeugdige ruggetjes belastte. Zij vertoonden zieh hier en daar op
de galerij, maar schenen haar eerste schreden op dit gedeelte van
haar lefenspad met wat verlegenheid te doen.
Des avonds was de eerste ernstige nangeian, een kalme marsch
13