moest geweten worden aan het verschil in sekse der gewezen be-
woners. De vloeren lagen ook bij deze wat boven den grond, waar-
van de ßoekats niet veel schenen te houden, want alle hutten
yond ik onderling en met de rivier verbonden door houten wegen ,
die wel eenvoudig uit boomstammen waren samengesteld, maar yoor
blootvoetige ßoekats zeer voldoende, om niet genoodzaakt te zijn over
den grond te loopen. Trouwens, hoewel geschoeid, leverden mp het vele
onkruid en de takken nog moeite genoeg op. Yoor de groote
hut vonden onze Kajans het bericht van de ßoekats, dat zij vertrokken
waren verder den Boelit o p , in den vorm zan twee schuine stokken,
die boven elkaar in den grond staken, den Boelit op gericht waren
en aan het einde van den bovenste een stuk brandhout vastgebonden
droegen, een teeken, dat men in die en niet in tegenovergestelde
richting vertrokken was.
Uit dit alles besloten de onzen in verband met hunne kennis der
omstandigheden in deze streken, dat een deel der ßoekats van den
Lapong zieh op weg bevond in de richting van den Mahäkam,
wellicht uit vrees voor snellende Serawaks.
Den 21 Juli zagen wij voor het eerst sedert vele dagen weer
sporen van bebouwing van den grond in pas opgeschoten kreupel-
bosch, en wat later een gebrekkig aangelegde ladang, waar men
vrij veel ho u t, als te zwaar voor het omhakken, had laten staan en
er blijkbaar niet in geslaagd was, het later voldoende te laten
drogen en te verbranden.
Toch groeide er vrij goede rijst ,• bataten, wat pisang (Musa pa-
radisiaca) en papaja (Carica papaja), een teeken, dat hier iemand
moest wonen uit een meer beschaafde streek. Inderdaad naderden
wij hier de schuilplaats van een Maleier, Adam, die tweemaal wegens
misdaad aan Serawak nitgeleverd door ons bestuur, maar .telkens
ontvlucht, nu een toevlucht zocht in het hartje van de woestenij-,
waar pradjoerits niet kwamen en waar niettemin , dank zij de heen.en
weer trekkenden tusschen Kapoewas en Mahäkam, de verbinding met
beide rivieren bestaan bleef. Bovendien zat hij niet geheel alleen hier,
want aan den Boven-Boelit bevond zieh eene vestiging van zooge-
naamde Bongan Dajaks, die een half jagers-, half landbouwersleven
leiden en op deze menschen verschaffe hij zieh, als een individu
dat voor niets terugschrikt, zooveel invloed, dat ze zieh van hem
geheel afhankelijk gevoelden. Door eenige goocheltoeren verschafte
hij zieh den naam van onkwetsbaar te wezen en maakte den menschen
wijs, dat hij vertegenwoordiger van het gouvernement was.
Als zoodanig belastte hij zieh eenige malen met het transport van
vrij aanzienlijke böeten, die de Mahäkam Dajaks en later de Bongans
opbrachten aan het Nederlandsch gonvernement voor gepleegde
moorden. Dat het transport niet verder ging dan zijn eigen geldkist,
laat zieh hooren. Naar ik later hoorde, vertoefde Adam na zijn
vlucht eerst bij de Pnihings aan den Mahäkam, moest daar echter
wegens gemaakte schulden weg en toch wist hij hen nog zoo te
bepraten, dat verscheidenen, op weg naar den Kapoewas, hem hunne
boschproducten voor zeer weinig en dan nog wel op schuld over-
lieten, bevreesd gemaakt door de voorstellingen van gevangenhouding
te Poetoes Sibau en dergelijke meer.
Welk een invloed hij ook op de mijnen uitoefende, bleek mij uit
den ijver, waarmede de hoofden zieh naar zijn huis spoedden, toen
wij in de nabijheid kwamen.
Hij bleek evenwel niet in zijne woning te vertoeven en zoo legden
wij wat hooger op aan den linkeroever a an , tegenover de plaats,
waar den vorigen keer ons kampement stond en nu een dichte
groene massa van strüiken en slingerplanten de plaats zelfs niet
meer lief herkennen.