klein gedeelte in geld, betalen de Kajans hun schulden vooral met
rijst, die voor hen de voornaamste bezitting vormt.
Vooral voor de vrouwen der Kajans, welke, in scherpe tegen-
stelling met de mannen, den Mendalam zeer zelden verlaten, brengen
genoemde handelaren in hunne booten de meest gewilde artikelen
als katoen, zout, Javaansche tab ak , Chineesche kralen de rivier op
en na hun aankomst duurt het dan ook niet lang of de vrouwelijke
jeugd komt poolshoogte nemen, later door de ouderen gevolgd en
na afloop van de inkoopen verschont de een na den ander weer uit
het huis, met maten rijst, om aan de boot het verschuldigde te
voldoen.
Ook bij dezen handel komt de onverbeterlijke vraaglust der Kajans
sterk in beweging en de kooplieden moeten er altijd op rekenen
goedkoope snuisterijen en snoepgoed mede te nemen, om tenminste
de voornaamste der vragers te voldoen. Zij laten die trouwens later
dubbel betalen.
Bij gebrek aan contanten zijn de Kajans lang niet afkeerig van
schuldenmaken. Volgens de oude wijze van handelen wordt het betalen
dan uitgesteld tot de rijstoogst afloopt of de schuldenaar verplicht zieh,
getah pertja en rotan uit het bosch te gaan verzamelen. Daar de
handelaren hun risico kennen, vooral wat betreft het verlies van tijd,
betalen de Kajans hunne benoodigdheden op schuld zeer duur en
ook bij onmiddellijke voldoening komen ze hun zelfs op Poetoes
Sibau höoger te staan dan aan Europeanen en Maleiers.
Evenals bij andere aangelegenheden merkt men h ie r, dat den
bewoners van Centraal-Borneo de waarde van den tijd nog niet in
het begrip doordrong en wanneer het afdoen van hun schuld hun
niet gelegen komt, stellen zij het zonder gewetensbezwaren uit tot
een betere gelegenheid, welke zieh soms eerst na vele maanden
voordoet. Van vergoeding voor dergelijke handelwijze, in den vorm
van rente, kwam tot dusver niets in, soms moet de hulp van
het hoofd ingeroepen worden, om de schuld te doen ver-
effenen.
Aanlokkend ziet de Maleische opvatting van handelen er voor de
Kajans ook niet uit, want bij hen bestaat de gewoonte van 30
pCt ’sjaars te berekenen, die nog slechts als zeer gewoon geldt.
Op kleinere plaatsen aan de kust vindt men hetzelfde bij transac-
ties van geringen omvang.
Het niet betalen van een schuld komt echter hoogst zelden voor,
omdat, bij onvermogen, familie en dorpsgenooten schulden aan vreem-
den steeds helpen voldoen. Soms verloopen er jaren voor een aan-
gegane verbintenis tot afdoening komt; even voor het begin van
mijn tocht naar den Mahäkam kwam er een gezelschap ’Ma Soelings
vandaan, die de lange reis vooral hadden ondernomen, om een
schuld te innen, voor jaren door een Embalau Dajak met hen aan-
gegaan. Nu vroegen zij den controleur een pas , om den Kapoewas
af te mögen varen en trotseerden daarop alle moeilijkheden in een
hun vreemde landstreek, om de zaak tot een einde te brengen. Twee
maanden later kwamen zij mij aan den Mahäkam achterop en ver-
telden, dat de schuldenaar aan den Embalau werkelijk aan zij ne
verplichtingen had voldaan.
De hoofdrijkdom der Kajans, waarin zij hunne bezittingen omzet-
te n , bestaat in Javaansche tawaks of koperen gongs van een bepaald
model en de bovengenoemde oude kralen. De oude tempajan van
Chineeschen oorsprong treft men wel soms a a n , maar deze zijn hier
toch veel minder in trek dan elders. Het ontbreekt hun toch niet
aan gevoel voor alles wat oud i s , het krijgt daardoor voor hen
een waarde onafhankelijk van de innerlijke.
Daar de verschillende huisgezinnen in een groot deel van hunne
behoeften zelf voorzien en er onder hen geen bepaalde handelaren
voorkomen, blijft de onderlinge handel tot kleinigheden beperkt;
slechts het betalen der dajoengs, waarvoor bepaalde zaken volgens
de adat voorgeschreven zijn, en van haar die tatoueeren of snijwerk
maken, geven aanleiding tot ruilhandel. Hulp bij belangrijke werk-
zaamheden vergoedt men met werkdagen.
In verband met de zucht tot reizen, bestaan er echter met elders
wonende verwante stammen voortdurende betrekkingen, waarbij ook
de handel een zekere rol speelt. De tochten, die deze betrekkingen
onderhouden, dragen echter een ander karakter dan die in meer
ontwikkelde landen.
De Kajans van den Mendalam strekken ze tegenwoordig vooral
uit tot de Bahau-stammen aan den Boven-Batang Redjang en aan