Ook wanneer men het gezicht kreeg op een eenigszins verwpderde
prauw en zag hoe die door de bruine naakte gestalten voortge-
boomd werd onder de overhangende, reusachtige massa’s van het
bergwoud, dan veroorzaakte dat wel een verheven, maar geen
menschverheffenden indruk.
Tegen den middag evenwel klaarde het weder op en met behulp
van een vroolijken zonneschijn verhieven wij Europeanen ons weer
tot heeren der schepping; in die overtuiging beschouwde ik de
merkwaardigheden der omgeving, toen, bij het omslaan van een
hoek, tüsschen de rotsblokken op den oever een menschelrjke
gedaante opsprong en in het bosch verdween. Ondanks mijzelf
daalde de stemmiDg op nieuw een oogenblik e n , met een gemengd
gevoel van het belangwekkende en van het geheimzinnig gevaar-
lijke dezer streken, kwam het mij duidelijk voor den geest, hoe
een fantastisch brein de onwaarschijnlijkste verhalen uit zulk een verschonen
en verdwijnen van de naakte gestalte zou kunnen samenstellen.
Nu deed die mensch slechts dienst als bode voor zijne stamge-
nooten, want, voorbij de plaats van zijne vlucht varende, bemerkte
ik verscheidene mannen en vrouwen, die uit een droog rivierbed
naderden om ons te zien voorbijgaan. Wat hooger op in de bedding
woonden zij in hun kampement, maar zwierven eerst sedert kort
in deze streken bij den Kapoewas rond. Hun eigenlijke woonplaats,
den Boven-Mendalam zagen zij zieh verplicht te verlaten, omdat
de Batang-Loepars van Sërawak hen daar als een geschikte bron
voor het halen van kippen beschouwden en dreigden uit te moorden.
Bij mijn aankomst te Semitau in 1894 had de contrôleur aldaar
juist vijf schedels teruggekregen van een elftal, dat in eenmaal bij
hen gesneld was.
De tatouage der mannen deed hen kennen als Boekats ; eerst
kwamen de sterkst versierden, de oude mannen te voorschijn, toen
jongeren met vrouwen en kinderen, die zieh tusschen de rotsen van
den oever verdeelden. Allen bezaten een licht geelbruine huidskleur,
waarop de donkere tatoueering bijzonder duidelijk uitkwam.
De streek van de onderkaak vertoonde bp de hoofden van huis-
gezinnen een ruitvormige figuur, borst, rug en schonders groote
donkere vlakken, waarop fraai uitgevoerde arabesken bleven uitgespaard,
wat hen scherp onderscheidde zoowel van onze Kajans
als van de ook zwervende Poenans aan den Mandai bijv. Zij droegen
slechts een lendedoek, hunne hoofden met lang, sluik haar, dat
afhing tot over het midden waren onbedekt. Al spoedig stonden
een vijftiental mannen bij elkaar, meest sterk en breed gebouwde,
gedrongen gestalten met lang bovenlijf in verhouding totdebeenen,
die bijzonder ontwikkelde spieren bezaten. Hoewel mager als alle
Dajaks, maakten deze Boekats, voor zoover gezond, toch een indruk
van frischheid en kracht. Enkelen echter zagen er uit als toonbeelden
van ziekte en eilende, slachtoffers van malaria, die ook onder deze
kinderen van het woud hare verwoestingen aanrichtte.
De meeste der oude vrouwen vormden wäre heksenverschijningen,
zonder uitzondering zeer mager, met sterk gerimpelde huid en boven
een zeer vervallen gelaat een ruwe bos verwarde hären. Wat meer
op den achtergrond hield zieh echter eene lieflpker verschijning,
die voor mp het geheele tooneel beheerschte. Eene jonge, licht-
kleurige vrouw stond daar op een groot rotsblok, slechts bedekt
met het rokje der Kajan-vrouwen, dat onder de heupen vastgehouden
door een kralengordel, de zeer fraaie Ipnen van het goed geeonser-
veerde lichaam vrijliet voor onze bewonderende blikken. Haar lief
gezicht, keek ons nu en dan met een den zwervenden stammen
eigen schuwen blik aan, van onder een breeden, donkerrooden hoofd-
doek, waarover het gitzwarte haar van terzijde in een enkele lis
heengeslagen was. Händen en armen waren getatoueerd op de wpze
der vrouwen onzer Kajans en gaven door hun donkerblauw
kantwerk nog een bijzonder cachet aan de geheele aanvallige verschijning
, die vooral in deze omgeving zoo onverwachts een bijzonder
liefelpken indruk maakte. Een kind in een draagplankje op den rug
hinderde haar niet het minst in hare bewegingen en droeg er slechts
toe bij, om het eigenaardige van het geheel te verhoogen. Zij
scheen de onzen goed te kennen en toen onze vloot op de plaats
verzameld was, verdween haar schuwheid en bleek zp een paar
handen vol Javaanschen tabak bijzonder op prijs te stellen.
Wij mochten echter geen tijd verliezen en moesten afscheid
nemen van deze weinige bewoners der oerwouden. Na ons vertrek
kwamen nog vele anderen voor den dag, om ons na te staren en