
DERTIENDE HOOEDSTUK
Yertrek ran Poetoes Sibau.
Nog bleef er veel te bespreken over en de oogstfeesten der
Kajans waren nog niet begonnen, toen 10 Mei mij de boodschap
gewerd, dat mijn reisgezelschap te Poetoes Sibau aangekomen was
en mij verwachtte, om allerlei met hen te bespreken in die voor
hen vreemde omgeving. Een Maleiscb buis om zicb met hun
goederen in te vestigen, stond ter hunner beschikking en de contrôleur
wilde zorgen, hen voorloopig op streek te brengen, zoodat
ik hen bij mijn aankomst reeds eenigszins op hun gemak vond.
Zoowel Demmenie als von Berchtold verheugden zieh op den
voorgenomen tocht en verzoenden zieh spoedig met het denkbeeld,
nog längeren tijd op het eigenlijk begin te moeten wachten; voor
beiden bleef er trouwens genoeg te doen, om hunne uitrusting zoo
in orde te brengen als wenschelijk bleek te wezen voor de omstan-
digheden gedurende de reis. Met bijzondere hulpvaardigheid en ijver
legde de contrôleur Westenenk zieh er op toe, om hen in alles
met raad en daad te steunen, zoodat ik na een paar dagen met
een gerast gemoed naar mijne woning in den Mendalam kon terug-
keeren en hen overlaten aan zijne goede zorgen.
Behalve met het regelen hunner uitrusting, togen zij allen daar
reeds aan ander werk ; Demmeni kreeg overvloedig gelegenheid,
om zijne talenten als mechanicus ten toon te spreiden en wel in
de eerste plaats voor zichzelf, waartoe het wegraken van een
zijner koffers met verschillende noodige artikelen voor photographie
en opname niet weinig bijdroeg. Zoo goed en kwaad het ging,
slaagde hij er echter in , ze te vervangen en kon toen bij mij komen