deren weer met lrawits voorzien en onze zielen door het doopen der
vingers in hetzelfde water bevredigd waren, konden wij weer onzen
oever opzoeken en het offer en het veld overlaten aan de zorgen
van de opgeroepen geesten.
Evenals deze hier, deden wij ons in huis te goed aan een extra
maaltijd van kleefrijst, voor welken de vrouwen van de hoofden zelf
de rijst hadden gestampt.
Zoo wordt iedere verdere bewerking van den ladang onder gods-
dienstig en culinariseh ceremonieel ingeleid, waarbij de gemeente
altijd eenige dagen lali is, gedurende welken tijd men zieh met be-
paalde speien vermaakt. Onder het noegal heeft de Kajan tollen en
het maskerspel; bij het eerste binnenhalen van de rijst bestookt
men elkaar met kleipropjes uit kleine blaasroeren, terwijl men daar
vroeger nog spiegelgevechten met houten zwaarden bij had en gedurende
het grootste feest van het jaar, het nangei, zijn lichaams-
oefeningeu in het worstelen, hoog- en ver-springen en hardloopen
het meest in zwang onder de mannen, die ook met de vrouwen
hevige gevechten leveren, waarbij onder groote vroolijkheid bam-
boezen met water de haofdwapenen zijn.
Het glanspunt van het jaar is voor den Kajan het nangei, het
vieren van Nieuwjaar, wanneer de oogst zijn opbrengst geleverd
heeft en in alle woningen overvloed heerscht. Alleen dan komen de
fraaie kleeren voor den d ag , die gedurende den overigen tijd opge-
borgen zijn en gedurende acht dagen leeft de bevolking voor haar
genoegen. Zij verkeeren dan ook niet als bij andere oogstfeesten in
den toestand van lali en zien gaarne gasten van elders. De voor-
naamste gebeurtenissen in het leven, voor welke maaltijden worden
aangericht, worden in dezen tijd van overvloed gevierd: de in dat
jaar geboren kinderen krijgen nu voor goed een naam, de tot nu
uitgestelde huwelijken worden dan voltrokken, waarvoor de adat ge-
zorgd heeft door aan de jong gehuwden vele verbodsbepalingen op
te leggen voor den eersten dangei. Om die moeilijke wittebroods-
weken wat te ontgaan, vinden de huwelijken vlak voor nangei plaats.
Yandaar, dat in het lange hnis reeds te voren van niets anders
sprake is dan van die veelbelovende dagen en menigeen offert dan
vele maten rijst, om bij de Maleiers, welke van Poetoes Sibau komen
handelen, nog iets bijzonders tot verfraaiing van de feestkleedij te
verwerven.
Alle benoodigdheden voor maaltijden en godsdienstplechtigheden
worden in groote hoeveelheden aangebracht van de velden en bosschen;
de mannen halen booten vol brandhout en versehe bamboe kokers,
om rijst in te koken, waarvoor nu geen pannen mögen worden ge-
bruikt; de vrouwen zwoegen onder groote manden vol pisangbladen,
welke als onderlegsel voor stapels rijst en als materiaal voor de
pemali moeten dienst doen.
Den 24st<'n Mei begon het ernst te worden; vier mannen uit de
woning van het hoofd, dat de geheele leiding van het feest op zieh
neemt en de kosten in hoofdzaak draagt, togen uit, om een vrucht-
boom te veilen en daarvan vier planken te hakken, de tasoe nangei,
essentieele bestanddeelen van het feest, omdat de dajoengs op deze
als vloer de godsdienstige ceremonien in hoofdzaak verrichten. Zij
zijn 2> M. lang, aan weerszijden aangepunt en dragen boven ieder
einde een ruwe menschenfiguur. Na het gebruik bewaart het hoofd
ze tot het volgende nangei, wanneer ze door anderen worden ver-
vangen.
Des avonds kwarnen de tien voornaamste dajoengs in de woning
van het hoofd, om den geesten van Apoe Lagan te verhalen, dat
men dangei ging vieren. Zoolang het feest duurt, worden zij gehuis-
vest door het hoofd en keeren eerst na afloop in hare eigen woning
terug. Om de geesten te verwelkomen, hing een bamboe met voedsel
aan het nog gesloten venster, daaronder oude zwaarden en speer-
punten van het hoofd, ijzer dat als van den Baloei of Batang Redjang
stammende, zeer hoog geschat wordt. Maar niet het hoofd alleen was
de feestvierende; van alle voornamere woningen werden draagmanden
gehaald, welke er vooraf met kostbare voorwerpen gevuld waren en
op een mat onder het venster bij elkaar geplaatst. Eerst na afloop
van het feest worden zij teruggebracht.
Mijn oude vriendin Oesoen gaf o p , bij wie een mand moest gehaald
worden, maar scheen ook in hare functie het profane krakeelen
niet te vergeten. In dien tijd leefde zij in onmin met een harer buren
Anje Do, die haar hevige concurrentie had aangedaan in den handel
met mjj en nu trachtte zij zieh te wreken door de mand van Anje