Het lijk zelf krijgt als hoofddeksel in de kist een eigenaardig
mutsje van kapoewa, dafc hieruit niet met nieuwerwetsch garen maar
met een ouderwetschen ongedraaiden plantenvezel moet aangeregen
worden. Het is verschillend van vorm voor een man en voor een
vrouw; voor den man dient een wat hoog in een punt toeloopend
mutsje, dat voor de vrouw is een kap, die van achteren wat
langer uitloopt dan van voren.
De fraaiste halskettingen, armbanden en ringen krijgt een doode
mede voor het verblijf hier namaals naast allerlei benoodigdheden
uit het dagelijksche leven, maar veelal veel fraaier bewerkt dan
gewoonlijk. Yandaar dat een graf van een voornamen doode een
groote aantrekkingskracht uitoefent op den roofgierigen Maleier en
aan den Kapoewas zijn de daar opgerichte praalgraven van ijzerhout
niet sterk genoeg om tegen dit gespuis den inhoud te beschermen.
Zoo werd het graf van Akam Igan’s eerste vrouw reeds kort na de
begrafenis door Maleiers opengebroken en beroofd, terwijl in Serawak
hetzelfde ook dikwijls voorkomt.
De hoofdwapenen der Kajans zijn het zwaard en de speer, terwijl
het schild hun dient als beschermend wapen. Daarnaast ziet men in
hunne handen de blaaspijp (mpoet) en den daarbij behoorenden bam-
boekoker (telanga) met vergiftigde pijltjes. Dit laatste wapen treedt
bij de Mendalam-Kajans meer op den achtergrond, zij gebruiken het
zelden, slechts enkelen liunner weten er goed mede om te gaan en
geen der eigenlijke Kajans is op de hoogte, hoe het pijlgift te
verzamelen. Het zijn meer de afstammelingen van de Poenans onder
hen, welke zieh vooral bedienen van de blaaspijp
Daarentegen speelt het zwaard (malat) niet alleen in den krijg,
maar ook in het dagelijksch leven van deze Bahau’s een zeer be-
langrijke rol en kan het in dezen opnemen tegen het kleine mesje
(njoe), dat aan de binnenzijde van de schede van het zwaard in
een afzonderlijk omhulsel altijd wordt medegedragen. Al het werk,
dat niet met dit mesje verricht kan worden, omdat het daarvoor te
zwaar is en niet in aanmerking komt om met de bpi beeindigd te worden,
verricht de Kajan met zijn zwaard, dat hem daarom nooit verlaat.
Bij den veldarbeid gebruikt hij voor het opruimen van het kreupel-
hout en het verwijderen der takken der gevelde boomen wel bepaald