Do niet te laten halen. Tipong Igau was er echter bij, doorzag de
gemoedsaandoeningen van de oude en kwam haar geheugen te hnlp,
zoodat ook die mand niet ontbrak. De vrouwen, die ze gingen halen,
deden dit onder bekkenslag en droegen een brandend hout vooruit,
maar niet tot verlichting, daar het dag was. Daarop kleedden de
dajoengs zieh met een doek over de borst onder de armen door,
openden het venster in het dak en hielden allen tegelijk eene langdurige
redevoering tot de to van Apoe Lagan, waarbij de oude
Oesoen voorging. Hetzelfde geschiedde daarop onder het geopend
dakvenster voor op de galerij, waarna zij in een kring gingen loopen
om een strijdmuts en mantel, welke op een mat in haar midden lagen.
Door het voortdurend slaan op het bekken, was er van hun taal
niets te verstaan. Den 25s*en was het eigenlijk begin van het feest en
ieder was druk in de weer. Alle vrouwen moesten zorgen voor vol-
doende kleefrijst, die nu in gepoften toestand als kertap met of
zonder suiker bij den maaltijd gegeten werd, bij welken de gerookte
tapa goede diensten bewees. De mannen hadden het meest te doen
voor den op te richten djehe nangei (paal voor het nieuwjaar vieren).
Deze moest ook een vruchtboompje wezen en werd met den top in
den grond geplaatst door de dajoengs, nadat in het gat vooral rijst,
kip en visch gelegd was. De vier tasoe nangei waren daarop bij de
opening gelegd als vloer voor alle dajoengs, die bij deze plechtig-
heden den grond niet mögen aanraken. Nadat de hoofddajoeng op
deze kleine ruimte achtmaal om de anderen was heengeloopen,
ving zij met een stuk wit katoen een ziel op, wellicht die van den
vruchtboom. Vlug stortte zij die in de opening, welke daarop gesloten
werd met een stuk pisangblad en een rotanring, nadat het
blad eerst met een oud zwaard was doorstoken. Onder deze bedrijven
zat iets terzijde een dajoeng gehurkt, die op een matje twee stukken
bamboe afwisselend liet weerklinken en hierdoor de attentie der
geesten opwekte voor de plechtigheid. Onder dit zoogenoemd tekok
verhaalde zij aan de geesten de plannen van het zoogenoemd feest-
vieren benevens hunne nooden en wenschen. De twee mannelijke
dajoengs namen daarna het boompje o p , plaatsten het onderste
boven in de opening en zetten het hierin vast, zoodat de wat bebakte
wortels een drie of vier meter boven den grond uitstaken.
I, 190.
Dangei, opgericht vöör de woning van het hoofd.
De ruimte voor de plechtigheden bevindt zieh binnen de
omwanding van houtkrullen.