te Tandjong Karang.
AANKOMST t e tan’djomg k a k a ng 33
over een langen rechten boom, die als brug diende over een 5 M.
diepen geul, dien de stroom daar gegraven had sedert mijn laatste
yerblijf en van dezen op een loopplank uit stukken van 1 M. breedte.
Deze lagen op eene hoogte van 11 /2 M. boven den grond op dwars-
balken van ijzerhout, die in openingen van opstaande palen rustten.
Dergelijke palen worden aan het boveneinde dikwijls versierd met
Groteske menschenfiguren, maar daartoe was men hier nog niet
gekomen. Over een 40 M. voert dit houten pad naar het bordesje
aan den voet van de trap der woning. Wij liepen daarbij door het
voorterrein met yruchtboomen en rijstschuurtjes,. tusschen welke
vele zwaar omheinde tuintjes bleken aangelegd te wezen voor het
planten van sirih en eetbare groenten, voor welke de be3cherming
tegen de vele rondloopende varkens en kippen wel noodig was.
Tusschen dit alles was de grönd geheel begroeid met hoog gras
en onkruid, waardoor zieh eenige smalle voetpaden slingerden.
Aan den voet van de trap yond ik Akam Ig au , die mij met
een verheugd gezicht ontving en uitnoodigde, den gekorven boom-
stam te bestijgen en het huis binnen te gaan, welks vloer wel 6 M.
boven den beganen grond rustte op een bosch van palen, waaron-
der die van het hoofd uitmuntten door dikte en fraaie bewerking.
Bovengekomen, ontwaarde ik het eerst een menigte bruine gestalten,
die mijne komst uit de verschillende vertrekken had te voor-
schijn geroepen, vooral vrouwen en kinderen, die ook hier hunne
nieuwsgierigheid het minst konden beteugelen. Dit behoort anders
toch tot de vormen van de Kajansche samenleving, evenals geen
harer blijken gaf van onze vroegere kennismaking, voordat ik ze
met een knikje begroet had. Dat was ,ook niet volgens hunne ge-
woonte, want onder elkaar begroet men elkaar niet bi] aankomst,
maar zet zieh eerst op zijn gemak en eerst dan is men voor gast-
heeren, enz. te gpreken.
De vrouwen hadden allen ontbloot bovenlijf met loshangende
hären en een kleineren of grooteren halsketting als sieraad; van be-
neden de heupen tot op de voeten droegen zij haar rokje , dat door
een gordel van twee rijen fraaie kralen werd vastgehouden. Van
de kinderen liepen slechts de kleinsten naakt, die van een jaar of
twee droegen reeds een rokje of een lendedoek.