der, om het onkruid te wieden, een werk, dat hoofdzakelijk yoor
de vrouwen komt. Daar onkruid het minst opschiet uit den bodem
van oud bosch, zoo gebruikt men dit voor den rijstbouw het liefst
en dan dikwijls twee jaren achter elkaar.
Behalve rijs t, worden als voedingsmiddel vooral ma'is en bataten
geplant, welke echter slechts bij gebrek van het eerste in gebruik
komen. Meer voor versnapering, maar bij schaarschte van andere
stoifen ook als voedingsmiddel, heeft iedere Kajanfamilie ook velden
met suikerriet, benevens wat tabak voor eigen gebruik , waarvoor deze
fijn gesneden, gedroogd en in droge pisangbladen als sigaretten
gerold wordt.
Naar geschikten grond voor een ladang gaat de Kajan zoeken in
een streek, die hem geschikt toeschijnt en laat zieh daar door be-
paalde vogels verteilen, waar hij met zijn aanleg beginnen zal. Hij
slaat daarvoor met een stok tegen een boom, roept den vogel aan,
tot deze zieh laat hooren; komt het geluid van rechts, dan is de
plaats günstig, van links duidt het op een siecht stuk aldaar en
begint hij het onderzoek dus elders opnieuw. Gelijk ieder huis een
eenigszins anderen eeredienst heeft en ook de families onderling
daarin verschillen vertoonen, zoo geldt ook in dezen niet dezelfde
vogelsoort voor allen; wellicht staat dit in verband met de sterke
vermenging der Kajans met andere omliggende stammen. Van den
grond, dien de vogel als geschikt heeft aangegeven, neemt de Kajan
wat mede naar huis en heeft ieder huisgezin zoo’n stuk gevonden,
dan is het Kajanhuis gedurende 4 dagen la li, geen vreemdeling mag
het betreden en evenmin een huisgenoot, die een nacht niet thuis is
geweest. Eiders overnachten heet sän. De bewoners van het huis moeten
gezamenlijk melo; zij mögen geen groote werken uitvoeren, geen
bijl gebruiken en ’s nachts niet van huis. Daarop wordt op het terrein
gedurende drie dagen de eerste arbeid verricht, waarop weer vier
dagen „lali” volgen. Tien dagen na deze, zoekt men den günstigen
roep van een anderen vogel, offert hem weer vier dagen en daarop
begint de arbeid voor goed.
De rijstvelden der Kajans worden slechts op sommige plaatsen
voorzien van dichte omheiningen , tegen het binnendringen van herten
en wilde zwijnen. Zijn deze niet al te talrijk, dan .offert men liever
een gedeelte van den oogst op, dan het bij de groote uitgestrekt-
heden zeer moeilijke oroheinen te beginnen.
Behalve deze richten apen en vogels de meeste schade a an ; vooral
drie soorten rijstdiefjes bewegen zieh bij het rijpen van den rijst in
zwermen over het veld. Slechts met roepen en het slaan op bamboe,
weten de Bahau’s zieh gedeeltelijk tegen deze te beschermen.
Bij het oogsten wordt de rijsthalm met een eind van den stengel
afgesneden, waarvoor de vrouwen haar gewone huishoudmesje gebruiken.
In dien vorm draagt men het graan naar huis, waar het
’savonds reeds met de voeten wordt uitgetreden op groote matten,
wat ons dorschen vervangt. De afgezonderde korrels bewaart men
in manden, of bij groote hoeveelheden in cylinders van boombast,
waarvoor stukken van 1 a 2 M. breed in de lengte omgebogen en
met de einden aan elkaar gehecht dienst doen als wand, die op een
ronden bodem van hout of schors met rotan wordt bevestigd.
Bij het bewerken der rijstvelden, evenals bij het uitvoeren van
andere groote werken, vereenigen zieh de bewoners van een huis,
in de huisgezinnen, als zij talrijk genoeg zijn, in groepen van 5 en
meer of alleenstaanden met elkander. Deze verrichten gezamenlijk
hunnen arbeid (pala dow). Wanneer het veld van den een moet
worden toebereid, tijgen zij er met hun allen heen en werken tot
het af is. De eigenaar komt dan bij de helpers Vöor zooveel werk-
dagen in schuld, die hij met werken op dezelfde wijze lnlost.
Met de hulp van anderen bebouwt ook het hoofd zijne velden;
hij heeft tot zijne beschikking den arbeid zijner slaven, wat vol-
doende is voor gewone werkzaamheden, maar voor drukke tijdperken
van den rijstbouw roept hij ook de vrije Kajans te hulp, die vei-
plicht zijn bij het boschkappen, bij zaaien, bij wieden en bij het
oogsten een of twee dagen telkens voor den kost te werken. Inden
regel roept hij uit ieder huisgezin een man op en heeft weinig mid-
delen om. nalatigen te dwingen.
Zijn zijne velden gereed, dan staat hij ook anderen bij.
Daar de Kajans geheel en al landbouwers zijn, staat hun eeredienst
in nauw verband met den rijstbouw en de groote godsdienstige
feesten van het jaar vallen op het begin der verschillende werkzaamheden.
Deze worden onderscheiden in nebas (houtkappen), noe