zitbankjes als goede steunsels. Tegenwoordig spijkert men deze vast;
vroeger was daarvoor rotan in gebruik, gelijk nu nog aan den Mahäkam.
Ongelijkmatigheden in de verbreeding van de boot worden door
herhaalde en plaatselijke verhitting hersteld. Het komt voor, dat
men houtsoorten kiest, die in ’t geheel niet willen strekken door
het vuur, er wordt dan heel wat werk voor niets gedaan.
Evenals bij andere knndigheden zijn ook bij het vervaardigen van
booten een of twee man derzake bijzonder kundig en aan dezen
wordt dan ook meestal de leiding der werkzaamheden bij zeer groote
booten opgedragen, wanneer het er bijzonder op aankomt.
In den regel is dit een onderneming van het hoofd, bij welke de
anderen verplicht zijn hunne hulp te verleenen. Onder het verbree-
den met vuur komt het ook nog al eens voor, dat een boot splijt
van een der einden a f, wat de waarde sterk vermindert.
Goed afgewerkte booten van plm. 12 M. lengte kosten aan de
Boven-Kapoewas 12—14 dollar, wanneer zij zijn van licht hout; die
van hard hout zijn hooger in prijs, terwijl kleine bootjes veel lager
zijn te krijgen, een enkele meter meer lengte de waarde echter
sterk doet stijgen.
In. dezen vorm gebruiken de Dajaks van Centraal-Borneo hunne
booten op kalme rivieren; daar zij echter zeer laag op het water
liggen, moeten zij worden opgeboeid bij de vaart over bergstroomen
en wanneer zij zwaar beladen worden. De Eajans binden dan met
rotan twee of drie d.M. breede planken längs de boorden, zoodat
zij loodrecht opstaan en dus niet in het verlengde van den wand
liggen. Met een smallen, hollen bijtel worden dan gaten geslagen in
den rand en daartegenover in de plank, door welke openingen men
met repen schors van rotan bindt, van welken men de binnenge-
deelten verwijdert.
Planken ziet men de Kajans het snelst bewerken zoo, dat zij
een boom in vier Segmenten splijten en door van binnen en van
buiten van de koorde het hout weg te hakken deze als plank
overhouden. Voor breedere neemt men een boom, die in tweeen
gespleten wordt en krijgt men zoo slechts twee stuks uit het dikste
gedeelte. Daar schaven niet bekend is, worden dissels gebruikt voor
het gelijk maken der beide oppervlakten.
Naast het maken dezer booten leggen de mannen der Mendalam-
Kajans zieh nog toe op de vervaardiging van zwaardgevesten uit
hertshoorn, die vooral onder de Kapoewas-Maleiers bijzonder gefcocht
zijn en daardoor vrij hoog betaald worden. Er zijn meer stammen,
die dergelijke vervaardigen, maar slechts de Kajans munten hierin
bijzonder uit en hunne mooie gevesten zijn aan den vorm onmiddel-
lijk te herkennen. Bijna alle mannen zijn in s ta a t, voor zieh zelf een
eenvoudig houten gevest aan hun zwaarden te snijden, waarvoor zij
hard, donkerkleurig hout nemen. Anders wordt het evenwel in de
hoogere graden van bedrevenheid in die kunst. Deze bereiken slechts
enkelen en naast hun noodige oefening heeft de gewoonte nog ver-
schillende moeilijkheden aan de kunstenaars in den weg gelegd;
slechts aan hen, die reeds verscheiden e tochten medemaakten, staat
men to e , fraaie hertshoornen gevesten te snijden; de jongeren heb-
ben door het uitwerken van houten grepen en het snijden in apen-
beenderen de gelegenheid zieh te oefenen.
In deii aanvang blijft het snijden beperkt tot de uren, die Maleiers
zoo gaarne verluieren; later legt ook een ouder man zieh wel eens
geheel en al toe op het vervaardigen dezer gewilde handelsartikelen.
Behalve de eigenlijke bewerking heeft ook de witheid van denhoorn
veel invloed op den prijs, die 7 dollar en hooger bedraagt voor fraaie
stukken. Daar de Kajans zelf weinig herten dooden, leveren de om-
liggende stammen de geweien.
Gedurende noegal en de zwangerschap der echtgenoote mag nie-'
mand in hertshoorn snijden, telkens uit vrees voor het afsterven der
vrucht. In hout en bamboe blijft het echter geoorloofd.
Behalve de gevesten der mandau’s worden ook de scheeden verkocht
naar buiten; men stelt ze samen uit twee helften, die met
fijn gespleten rotan of met kebalan, de mergvezels van een lauge
varensoort uit het gebergte, worden saamgebonden. Alleen de bui-
tenste plaat, voor welke mooi hard of gevlamd hout wordt uitge-
zocht, versiert men met snijwerk, dat bij de Kajans eene groote
variatie in motieven vertoont. Men betaalt van drie tot vier dollar
voor eene scheede.
Zooais nog tegenwoordig van verscheidene Bahau-stammen, waren
vroeger ook de zelfgesmede zwaarden der Kajans zeer gezöcht ; nu