Bi] den bouw van een nieuw huis, waarbij zooveel boomen zijn
mishandeld, doen de Kajans een jaar lang boete, hebben een tijd,
waarin veel lali is, o. a. het dooden van eetbare dieren als beren,
tijgerkatten, slangen en meer.
Bij de Oeloe-Ajar Dajaks aan den Mandai bestond een dergelijk
gebruik, maar nog strenger. Hier hing de dnur der boete af van
de hoofdzakelijk gebruikte houtsoort; voor een huis van ijzerhout
had men drie jaar zieh van verschillende lekkernijen te onthonden.
Het slot van zoo’n periode wordt bij de Kajans nog door eene
plechtigheid (het afwerpen van den verbodstijd) gevierd en het
voor den vorm gaan snellen, speelt hierbij ook nog een ro l; men
leent dan evenwel een ouden schedel bij een naburigen stam.
Daar ook de rijst bezield en de goede stemming der ziel voor het
slagen van den oogst van het grootste belang is, hebben de dajoengs
een uitgebreid ceremonieel voor het behandelen van de rijst; iedere
nieuwe behandeling van de rijst gaat hiermede vergezeld.
De zielen, broewa, van door afvallen verloren of van door
dieren gegeten rijst, tracht men door middel van de dajoengs ook
weer tot zieh te trekken.
De boomen der pijlvergiften zijn ook evenzoo bezield en o. a.
is de tasemboom (Antiaris toxicaria) in het bezit van een moeilijk
te bevredigen ziel. Vandaar dat men zelden het kernhout van dien
boom hoogst welriekend vindt; dit is wel het geval, als degeen,
die hem velt, de gewenschte offers weet te brengen.
In het algemeen wordt alles geofferd, wat de Kajans mooi en
lekker vinden , in hoofdzaak doen fraaie kleeren, sieraden en voedsel,
als varkens, kippen en eieren, dienst, om de goede geesten te lokken
en de booze tevreden te stellen. Men houdt deze dieren uitsluitend
voor dit doel en doodt ze anders nooit. Gelukkig voor de Kajans
zijn de geesten tevreden met het meer etherische van het offer, zij
zelven behouden of eten het stoffelijke deel. Naast deze middelen
heeft men er vele, om de booze geesten op de vlucht te jagen.
Yooreerst meent men dit te kunnen doen met de gewone middelen
van tegenweer, zooals het werpen met steenen en hout; op reis
deden mijne dragers dat in alle holen en naar alle rotsen waar
booze geesten huisden. Een ander maal grepen alle Kajans naar
hun zwaarden bij een donderslag in onze onmiddellijke nabijheid
als tegenweer tegen den Belare, die zoo in de nabijheid was. Eens
spuwde een hunner tegen de maan, ik weet echter niet waarom.
Bij een zonsverduistering, wanneer volgens hen een gedroebt de
zon dreigt op te eten, slaan zij geweldig op de groote gongs,
schieten geweren af en schreeuwen om het gedroebt te verjagen.
Om ze te versebrikken kunnen mensehelijke wangestalten dienst
doen, bij welke dan de genitalia bijzonder groot worden uitge-
werkt. V ooral bij ziekte worden zulke ^beeiden gemaakt en aan
den rivierkant längs de voetpaden opgesteld, om de indringende tö
te verjagen. Men rust ze dan bovendien uit met schild, speer
en zwaard.
Ook de genitalia alleen zijn in staat tegen een binnendringer te
beschermen en men vindt ruwe naboötsingen veel op trappen en
loopplanken aangebracht; daarop worden van onelfenheden zoowel
vrouwelijke als mannelijke bij de bewerking met den bijl uitgespaard.
Zooais onder kunst vermeld is, heeft dit aanleidilig gegeven tot
eigenaardige motieven voor bet versieren van buizen, wapens en
andere zaken.
Het plantenrijk levert evenzoo velerlei middelen op voor het
afweren der booze geesten. Het meest gebruikt men daarvoor de
daoen long (Aro'ldeae Sp.), welke bij veel gelegenheden tot tegenweer
aangewend wordt. Moeders met kleine kinderen o. a dragen
een hoofdband van tik a , . met stukjes van den wortelstok van
daoen long. Zij zullen zieh ook nooit met de kleinen buitenshuis
begeven zonder een brandenden bundel plehiding, de hast van een
Anonacea, welke een onaangenaam riekenden walm afgeeft.
De ronde, gladde vruchtjes van Coi'x-soorten, die bruin en zwart,
zijn , worden door de moeders in plaats van kralen gebruikt voor
halskettingen, aan welke verschillende soorten land- en zeeschelpen
nog een sterk afwerend vermögen ontwikkelen. Men ziet deze ook
steeds aan de hawats, naast de tanden van honden, wilde katten,
beren en van den Borneo’schen panter. Deze zijn echter in den
regel te kostbaar en vormen den fraaisten tooi voor de ooren
der mannen.
De voorstelling, die de Kajans zieh maken van hun omgeving,