lingen ingrijpt. Daar de dienaren van den godsdienst tevens de bezitters
zijn van een groot deel van het geestelijk eigendom van den stam,
worden zij bij ziekte eveneens geraadpleegd. Hunne behandeling
bestaat dan deels uit bezwering, deels uit een reeks van verbodsbe-
palingen, die in haar geheel een belangwekkende hygienische behandeling
van ziektetoestanden in zieh sluit.
Gelijk verwacht kon worden van een volk, dat uitsluitend vau
den landbouw leeft, beheerscht de cultuur van het hoofdproduct t
de rijst, de geheele Kajanmaatschappij, tervvijl in de landbouw-
feesten de eeredienst zijne voornaamste uiting vindt.
Bij de groote moeilijkheid, die men ondervindt om van de enkelo
competente leden van een stam eene duidelijke verklaring te ver-
krijgen van hunne godsdienstige overtuiging, die ook voor die
enkelen grootendeels bestaat in de kennis van een godenleer en de
daarmede in verband staande voorschriften, is het ontleden der
ceremonien van groot belang, om den logischen gedachtengang der
Kajans over de natuur, waarin zij leven, en de invloeden, waaraan
zij ouderworpen zijn, te leeren kennen. De dajoengs der Kajans
maken dit wat gemakkelijker door hunne gewoonte, om zieh behalve
met niet van hen te verkrijgen bezweringsformules, tot de geesten
te wenden met stoffelijke beden in den vorm van voorwerpen, die
door hun samenstelling aan de wenschen uitdrukking moeten geven.
Hit deze „pemali” blijkt, dat zij zieh de inwerking van hun om-
geving op hun bestaan verklären door deze omgeving te bevolken
met een heir van geesten, die als goede en booze gedeeltelijk een
günstigen en gedeeltelijk een ongunstigen invloed uitoefenen. Zij
dossen hen uit met eene menschelijke gedaante en met alle eigen-
schappen en hartstochten, die zij zelf bezitten.
• Van de goede geesten herinner ik mij niet, eene nauwkeuriger
gedaantebeschrijving gehoord te hebben ; zij leven echter, als de Kajans
zelf, in lange huizen vereenigd onder bepaalde hoofden, zoowel
mannelijke als vrouwelijke.
De booze worden uitgemonsterd met alles, wat den Kajan ver-
schrikt: een groot, krachtig, harig lichaam met dikken buik, lang woest
hoofdhaar met vollen baard, groote oogen en zware slagtanden. De
meesten hunner spreken n ie t, slechts de Belare veroorzaakt het
I, 140.
Oesoen, hoofdpriesteres van Tandjong Karang.