gens een zeldzaamheid wordt meer dan twee of drie gelijke exem-
plaren bij elkaar te vinden. Zij behooren tot de boomen, die in
hunne vruchten het tengkawang-vet leveren, maar de vruchten van
deze bereiken geen voldoende grootte, zoodat de bevolking er zieh
niet op toelegt, om den oogst met de visschen te deelen.
Door deze bijzondere groeiwijze hangt het groene bladerkleed van
het oerbosch in breede golvende plooien tot in het water en verlieft
zieh in tegenovergestelde richting tot honderden meters tegen
de wanden van de kloof, die hier den Kapoewas aan weerszijden
begrenzen.,
Onder den invloed van het indrukwekkende der omgeving en van
het geheimzinnige van het gebied, dat wij in zouden varen, nut-
tigde ik mijn maaltijd in plechtiger stemming dan anders en gevoelde
eene verlichting, toen de roeiers weer voor het voortzetten van den
tocht gereed waren. Door het hooge water en de overhangende
boomen moesten wij ons in het midden van den stroom bewegen
met het gevolg, dat de roeiers op sommige plaatsen moeite hadden,
om de snelheid van het water te overwinnen en het veel overleg
vereischte, om de stroomversnellingen naast groote rotsen in de
rivier en naast rolsteenbanken door te komen.
Een klein jachtavontuur gaf eenige gelegenheid aan de roeiers
om uit te rnsten, want onzen jager von Berchtold gelukte het in
den beginne evenmin als aan de Kajans, een stuk wild in de
boomen te vermeesteren. Zij ontdekten onder de vaart een dier in
het oevergeboomte, en weldra zaten er een paar op de schuine sterk
begroeide stammen, om het te vermeesteren. Het slachtoffer echter
kroop al hooger en hooger, tot het ook voor ons in het dichte groen
zichtbaar werd en zieh tot onze verbazing ontpopte als een schubdier
(Manis javanicus) dat zieh anders meer op den grond ophoudt, om
daar mierennesten uit te eten. Nu bewoog het wel een dertig meter
boven ons de bladermassa en daar werden de takken voor de Kajan-
klauteraars te dun, zoodat zij aan von Berchtold verzochten het te
schieten. Dit bleek echter niet gemakkelijk, want het eene schot na
het andere v iel, maar de bladeren om het dier reageerden er meei
o p , dan d it; op zijn hoogst voer het soms een weinig te zamen.
Tot ergernis van den schütter kostte het dier niet minder dan dertien
patronen grove hagel, voor het met een hevige plons in het
water stortte en toen bevonden wij het voor ons geheel waardeloos,
omdat het zoozeer door den hagel was gehavend, dat maar weinig
schubben er geen sporen van droegen. Ik maakte er dus de Kajans
gelukkig mede, die wat verderop de voldoening smaakten denlaat-
sten hunner vogels rechts van zieh te hooren fluiten, zoodat wij
nu moesten voortzetten, wat wij aan de monding van den Men-
dalam begonnen waren en op de plaats, waar de vogel werd op-
gemerkt een kampement bouwen, om daar gedurende drie nachten
te blijven. Slechts de innige overtuiging, dat alleen op deze wijze
mijn geleide den verderen tocht vol vertrouwen zou medemaken,
deed mp dit offer van twee dagen rantsoen aan hun bijgeloof
brengen. In Poetoes Sibau reeds bereidden zij mp hierop voor,
maar spraken toen van vijf nachten, zoodat ik tevreden kon wezen;
bovendien zag de rivier er bij het hooge water zoo ongunstig uit,
dat ook hiervoor een klein oponthoud zeer wenschelijk scheen.
’s Avonds zaten wij allen kalm in het boschkampement, ons bezig
houdende met lectuur of zooals de Kajans met een knutselarij,
toen een gezelschap Maleiers van boven ons kwamen overtuigen
van de noodzakelpkheid van ons oponthoud. Zij voeren met hun
zessen de rivier af, beroofd van bijna alles en vroegen aan ons een
onderkomen, omdat een eindweegs boven ons kampement zp met
een groote boot vol handeiswaren schipbreuk hadden geleden naast
een ro ts , die zp wilden omvaren; in den ongelpken strijd tegen
den woelenden stroom werd hunne boot tegen een half onder water
verborgen steenklomp aangeworpen en sloeg om. In onze periode
van rust (melo) mochten wij echter evenmin met andere menschen
in aanraking komen als vooruitgaan, en de arme drommels kenden
zoo goed de gehechtheid der Kajans aan hunne gewoonten, dat zij
niet eens bp mij moeite deden en met hongerige magen Loensa
trachtten te bereiken.
Yoor de mpnen vormde dit een buitenkansje, want daar de adat
wel een klein tochtje over dag toestond, voer Akam Läsa met een
leege boot en verscheidene zpner huisgenooten den Kapoewas op,
om het terrein van het ongeval te verkennen en bracht ’s avonds
een gong mede , dien zij duikende hadden opgevischt. ’s Nachts