oorsprong en ten slotte allerlei zaken, die geacht worden de booze
geesten af te weren: riviersteentjes, die opyallen door hun bijzon-
deren vorm* bijv. over bun vlak sterk gebogen zijn of in het midden
een natuurlijk ontstaan gat bezitten; bonden- en berenslagtanden,
die aan snoeren oude kralen in een bosje naast elkaar bangen; ook
belletjes, vooral die van oud ijzer, schijnen bijzonder bescbermend
te werken. Ben eigenaardig voorwerp ontmoette ik nog onder deze
merkwaardigbeden: een zoogenaamd banenei, bet onvruchtbare laatste
ei van een kip en bijzonder klein van stuk. Geen Kajan dürft zieh
op het krijgspad te begeven zonder een dergelijk ei, dat soms tien-
tallen jaren oud in een doekje gewikkeld medegedragen wordt m
een afzonderlijk bamboedoosje. Zonderling genoeg beerscht ook
onder de Bahau’s bet geloof, dat zulk een ei gelegd wordt door
een baan en aan den Mahäkam verdedigde een jonge Kajan met veel
ernst deze zijne overtuiging. Al deze kleinigheden bangen aan de
zijde, waar de gordel met een sluitsebijf (hoelow boekar) gesloten
wordt, aan de rechter alzoo, terwijl het zwaard links gedragen
wordt. Tenminste wanneer de betrokken persoon niet linkshändig
is , wat nog al eens voorkomt; dan gebruikt hij een zwaard, dat
een vorm bezit, bepaald voor menschen met die eigenschap ver-
vaardigd: de holle zijde van het lemmet ligt dan niet links, maar
aan de recbterzijde en men draagt bet dan ook rechts en niet links.
Ook gewone werkzwaarden smeedt men voor linkshändigen.
De speren (bakir) der Kajans bezitten niet alle de gedaante van
een seberp aangepunt tweesnijdend ijzeren blad. Zulke ziet men wel
in bet dagelijksch gebruik bij den gang naar het veld, maar onder
de speren, die in den oörlog dienst doen, komen ook vele voor,
die er uitzien als bolle beitels en den roep hebben van bijzonder
gemakkelijk de Schilden te doorboren. Op de jacht neemt men de
laatste echter nooit mede.
Een licht en kort soort speren, bij welke een kort lansblad aan
een langen ijzeren hals zit, dient den Kajans om mede te werpen,
terwijl de lange den krijger niet verlaat.
Belangwekkend om de kunstvaardigheid welke voor de vervaar-
diging vereisebt wordt, zijn de blaaspijpen: tot twee meter lange
buizen, welke een zeer glad en gelijkmatig wijd kanaal bezitten,