den volgenden dag betrekkelijk niet veel moeite te zullen ver-
oorzaken.
Evenwel deed een hevige regenbui ’s nachts die illusie verdwijnen
en bij het ontwaken bleek de Kapoewas meer dan een meter gestegen
te zijn, wat voor dien dag niet veel goeds beloofde. Daarom at
het geheele gezelschap vooraf, met het aangename vooruitzicht niet
voor s avonds na een langdurige worsteling met de baren weer
wat te krijgen. Er viel echter niets aan te veränderen, en zoo namen
allen welgemoed in de booten plaats en voort ging het. Door de
snelheid van den stroom, deden nu echter alle onregelmatigheden in
de bedding of uitstekende gedeelten van den oever zieh gelden door
golven en draaiingen te vor wok ken, waartegen noch roeien noch
boomen iets hielp, zoodat de Kajans voortdurend naast de booten
liepen, en zieh alleen op diepe plaatsen met boomen traehtten te
redden. Gedwongen om de beste gelegenheid, om vooruit te komen,
op te zoeken , zwierven wij van de eene naar de andere zijde,
maar vorderden toch zoo, dat de Kajans ons tegen negen uur
mededeelden, dat wij aan den voet van den Goeroeng Delapan lagen
en moesten nitstappen. Eerst merkte ik er niet veel van, daar een
groot rotsblok aan den linkeroever het stroombed zeer vernauwde
en de watermassa schoot hier met zooveel snelheid längs, dat geen
der booten verder te krijgen was en alle achter het blok aanlegden.
Eenige kleinere blokken brachten mij spoedig er bovenop en nu
kon ik het woelige tooneel overzien van de wassende wateren, die
zieh tusscheu nauwe plaatsen in de bedding en rotspunten in het
midden, woelende en bruisende een weg zochten.
Over een lengte van 600—700 M. geraakte op dit punt de
Kapoewas bekneld tusschen zeer rotsachtige oevers, waarop het
water door het rond afslijpen der blokken wel zijn krachten be-
proefd had, maar niet voldoende geslaagd was door de hardheid
van het gesteente, dat blijkbaar elders minder weerstand bood aan
de uitgraving van een bedding. Aan beide oevers lagen groote
blokken, die beurtelings den waterweg vernauwden en, met nog
andere kleine, aanleiding gaven tot stroomversnellingen, die op
verscheidene plaatsen watervallen vormden. Naar den naam te oor-
deelen, onderscheiden de Maleiers er acht (delapan), maar zeker
PI. XXXIV.