daarop viel het water eenigszins, dus geen wonder, dat bijna alle
Iiajans den tweeden dag van het mSlo naar boven voeren, om wat
op te diepen van het verongelukte goed. Voor het vallen van den
avond moesten allen weer binnen wezen, maar den dag besteedden
zij blijkbaar goed, want bijna allen kwamen met het een of ander
terug. Zonderlinge producten van het oerbosch waren het echter:
flesschen met versehillende stroopen, blikjes met sardines, flesschen
met koekjes, stukken doek, borden en nog een gong naast verschil-
lende kleinigheden. Minder bekend met al die lekkernijen dan de
Maleische! boschproduktenzoekers van den Boven-Erehau, voor wie
die handeiswaren bestemd geweest waren, genoten de Kajans er
niet zooveel van als anders het geval had kunnen zijn.
De een at zieh misselijk aan een heel blik sardines, een tweede
vond een groote hoeveelheid onverdunde frambozenstroop een bezwaar
voor zijn maag, terwijl de gelukkige bezitters der opgevischte gongs
zieh ongernst maakten over hun eigendomsrecht in dit ongewone
geval.
Wij hadden dien dag getracht, om een uitzicht te bekomen over
de omgeving en meteen, voor een verzet en als vooroefening voor
latere tochten, een naar de ingewonnen berichten geschikten heuvel
beklommen. Op den top aangekomen stonden wij echter zooals mij
dikwijls op nog veel hooger bergen in Borneo gebeurde, in even
dicht bosch als aan den voet en dus was van uitzicht geen sprake.
Om de teleurstelling wat te verzachten, wezen onze geleiders op
enkele merkwaardigheden van de omgevende plantenwereld, waarvan
twee lianen zeker belangwekkende resultaten gaven. Zij heetten aka
kahir en aka hiling en vormden ware bronnen van water en melk,
die er uitstroomden, als men een stuk liaan van een paar meters
afhakte en dan in verticale richting hield. Overigens leverde de tocht
niet veel op dan een paar vermoeide beenen.
Den laatsten dag van het melo togen al vroeg een paar booten
naar het terrein van het ongeval, maar de gemakkelijkst te bereiken
voorwerpen waren den duikers blijkbaar reeds vroeger in handen
gevallen, ten minste veel brachten zij des avonds niet mede, alleen
hoorden zij nog, dat in den Erehau, die wat hoogerop in den
Eapoewas stroomt, nog een Maleische handelsboot door het hooge
water omgeslagen was. Dat troostte mij geheel en al over ons
»melo njaho”, welke tevredenheid nog vermeerderd werd doordien
de in het kampement achtergebleven Eajans hun best deden en
voor onze hut het dichte oevergeboomte weghakten, om ons een
uitzicht te bezorgen. Toen dit bladergordijn gevallen was, ver-
scheen de tegenover liggende oever boven de woelende wateren in
al zij ne grootschheid voor ons. Het uitgestrekte, in alle sehakee-
ringen van groen speiende kleed der berghelling steeg een twee-
honderd meter voor ons op en werd van boven afgesloten door een
bijna loodrechten, naakten wand , bekroond met zeer zware stammen,
die hunne naar de rivierzijde vrij ontwikkelde krönen nog op dien
afstand in hun onderling verschillend karakter lieten onderkennen.
De indruk dezer omgeving werd niet weinig versterkt door de
oogenschijnlijk volkomen afwezigheid van leven. Uren zou men
kunnen zitten staren zonder dat eenig dier een storing in het
grootsche tooneel teweegbracht. De weinige kleine vogeltjes in de
ver verwijderde toppen der boomen vielen niet op en slechts zelden
zweefden een paar rhinocerosvogels op groote hoogte boven de groene
golvende oppervlakte. Yoor ons scheen eigenlijk slechts de argus-
fazant in deze zwijgende omgeving te bestaan; zijn heldere volle
roep weerklonk luide van verre en van dichtbij en getuigde van de
rijk ontwikkelde dierenwereld van het tropisch bosch, waarvan
echter slechts een klein gedeelte ten koste van groote inspanning
voor den mensch zichtbaar wordt.
In den loop van den dag dreven twee rotanvlotten längs ons
heen, waarop de eigenaars naar Poetoes Sibau voeren.
Een voortdurend heldere zonneschijn verlevendigde het tooneel
dien dag en , door het ophouden van den regen, daalde het water in
de rivier snel, zoodat wij met gegronde hoop op günstig water
ons vroeg te slapen legden.
8 Juli bleek de rivier woord gehouden te hebben en met veel
opgewektheid namen de Eajans reeds even na zons-ondergang onze
kistjes o p , verdeelden de rijst in de booten, hielpen aan het
inpakken onzer klamboes en haalden met veel vaardigheid de
zeilen van onze te n t, zoodat het geheele nauwe dal van den Eapoewas
nog in dikke morgennevelen gehuld was, toen wij allen reeds in de