De Chineesche pasar te Boenoet stelde mij niet te leur, wat den
voorraad kralen en zijden doeken betreft en buitendien bleek mg
hier het eerst uit het gesprek met een der kooplieden, dat niet
alleen de ivoren armringen, maar ook de geëmailleerde kralen en
zijden doeken in China worden gemaakt en over Singapore inge-
voerd. Yandaar komen dus de meest gewilde artikelen voor de
Dajaksche stammen van Noord- en Oost-Borneo, artikelen die bij de
andere in 't geheel niet gewild zijn. Het kan moeilijk anders of dit
moet nog samenhangen met het bestaan vroeger van Chineesche
vestigingen op de Noordkust, waar zieh nu Sërawak en Britsch
Noord-Borneo uitstrekken.
Om acht uur ’s morgens had ook Boenoet het zijne geleverd en
konden wij naar Poetoes Sibau opstoomen, naar het doel, dat mij
de laatste maanden voortdurend voor den geest gezweefd had.
Dien dag echter kreeg ik nog een staaltje te zien van de enorme
snelheid, waarmede hier het plantenrijk zieh weer meester maakt
van den afgestanen grond. Anderhalf jaar geleden bij den terug-
keer van mijn vorigen tocht had ik mij verwonderd even boven
Boenoet op den linkeroever zooveel rijstvelden aangelegd te zien,
wat de mij vergezellende Kajans toegeschreven hadden aan het
afnemen van den voorraad boschproducten, hetwelk vele Maleiers
tot vestiging dwong. Nu echter was van dat alles niet veel meer te
zien en overal bedekte hetzelfde struikgewas van 10—15 M. hoogte
den oever, zonder, uit de verte gezien, sporen van zijn jeugd te
vertoonen.
Dank zij het hooge water kon de vaart voortgezet worden over
ondiepe plekken en verzonken boomstammen en zoo slaagdcn wij er
in, bij de laatste stralen der ondergaande zon Poetoes Sibau te bereiken
en voor de mij zoo wel bekende koeboe bij het vlot aan te leggen.
Die koeboe, zooals er zieh verscheidene bevinden in het gebied van
den Boven-Kapoewas, zjjn vierkante, ongeveer twee meter boven
den grond geplaatste gebouwtjes, die rondom van palissaden voorzien
tot huisvesting dienen voor een tien- tot twintigtal met Beaumont-
geweren gewapende Inländers, die onder de contrôleurs voor de
handhaving der rust te zorgen hebben en bij reizen, wat hier steeds
te water geschiedt, dien ambtenaren tevens als roeiers dienen.
VERBLIJF IN DE KOEBOE TE POETOES SIBAU 21
Nu echter was er blijkbaar geen reden voor zulk eene bevesti-
ging, want bij het ontwaken den volgenden morgen, zag ik , dat
de contrôleur de vesting ontmanteld en zoo goed en kwaad dat
ging, voorloopig tot woning ingericht had. Gelukkig hielden de
onlusten aan den Mclawi hem nog terug, want voor twee per-
sonen zou er bepaald geen plaats geweest zijn, vooral omdat mijne
goederen heel wat ruimte eischten.
Reeds vroeg in den morgen werden zij uit de boot in de galerijen
gedragen, welke door de kisten, koffertjes en losse goederen
voor een goed deel werden ingenomen. Daarna bleef de Karimata
niet langer dan noodzakelijk was voor het eindigen mijner brieven, die
hij als laatste gelegenheid voor längeren tijd naar Pontianak medenam.
Na een vluchtig in orde brengen van mijn klamboe en een paar
stalen koffertjes voor dagelijksch gebruik waren mijne eerste zorgen
gewijd aan het verdeelen en rangschikken mijner uitrusting, die
moest dieDst doen zoowel voor mijn verblijf onder de Kajans van
den Mendalam als voor den tocht door het brongebied van den
Mahäkam naar Koetei.
In de eerste dagen slaagde ik weldra in de verdeeling van die
zaken, welke ik tot later in de koeboe wilde achterlaten en die
welke dadelijk bij de Kajans moesten dienst doen.
Van nog meer invloed op mijne günstige stemming was , dat reeds
den tweeden dag een der Kajan-hoofden Seniang van Tandjong
Koeda mij kvvam begroeten. Hij had zijne rijstvelden door gebrek
aan grond in den Mendalam niet ver weg aan de Sibau-rivier gemaakt
, welke recht tegenover de koeboe in den Kapoewas stroomt
en vertelde mij, dat zijn zoon Tigang naar den Mahäkam was en
binnen kort werd terug verwacht, zoodat hij mij de laatste berichten
over den toestand daar zou kunnen mededeelen. Een dag later kwam
ook Akam Igau van Tandjong Barang naar Poetoes Sibau af en
verheugde zieh in mijne onverwachte komst. Na eenig beraad be-
loofde hij ook mij met de zijnen naar den Mahäkam te zullen ver-
gezellen. Hoewel ik begreep, dat er nog heel wat te önderhandelen
zou wezen voor alles geregeld was, nam mij die verklaring een
pak van het h a r t, want zonder zijne hulp zou er aan het binnendringen
vau dat onbekende gebied' niet te denken wezen.